Menu

Sluiten

FAQs

Algemene FAQ's

Afspraak met een deskundige

Ik kan niet aanwezig zijn tijdens het bezoek van de deskundige. Mag ik de sleutels achterlaten bij een buur?

Ja. Het is perfect mogelijk om het bezoek van onze deskundige aan een buur of een bekende toe te vertrouwen. Het volstaat om ons de naam en het telefoonnummer door te geven van de persoon die in uw plaats aanwezig zal zijn. Bestelt u online, duid het dan aan in de voorziene velden. Vergeet niet om aan deze persoon de sleutels achter te laten en hem of haar in staat te stellen een bancontactbetaling voor u uit te voeren. Het is niet mogelijk om op een andere manier te betalen. Als u de betalingswijze met bancontact bent vergeten, dan wordt de keuring niet uitgevoerd en zal u een vergoeding van 98 euro worden aangerekend.

Is het mogelijk om een afspraak te annuleren?

Ja, het is mogelijk om tot 48 uur voor de controle uw afspraak te annuleren via dit formulier.

Is het mogelijk om een afspraak te verplaatsen?

Het is mogelijk om de afspraak van uw keuring te verplaatsen, maar u moet dan wel eerst uw bestelling annuleren en vervolgens een nieuwe bestelling plaatsen voor uw keuring op het gewenste moment.

Facturatie

Hoe moet ik het bedrag van de keuring betalen?

De betalingen moeten zonder uitzondering met Bancontact worden uitgevoerd op de dag van de keuring. Zo vermijdt u extra kosten. Zonder Bancontactkaart wordt de keuring niet uitgevoerd en wordt een schadevergoeding van 98 euro aangerekend.

Ik betwist het bedrag van de keuring. Wat doe ik?

Gebruik ons contactformulier. Vul alle vereiste velden in.

Mijn Keuring

Is het mogelijk om een afspraak te annuleren?

Ja, het is mogelijk om tot 48 uur voor de controle uw afspraak te annuleren via dit formulier.

Is het mogelijk om een afspraak te verplaatsen?

Het is mogelijk om de afspraak van uw keuring te verplaatsen, maar u moet dan wel eerst uw bestelling annuleren en vervolgens een nieuwe bestelling plaatsen voor uw keuring op het gewenste moment.

Wat kost een keuring?

De prijs van de keuringen is transparant. Hij staat vermeld bij elke beschikbare dienst die op deze website wordt aangeboden, btw en transport kosten inbegrepen en zonder bijkomende kosten ongeacht of de woning van voor of na 1981 is. Opgelet! Indien uw woning niet aan de standaard normen van een woning beantwoordt, dan moet u een aanvraag indienen via de link voor een prijsaanvraag.

Kan ik precies weten om hoe laat uw inspecteur voor de keuring langskomt?

Onze inspecteur komt binnen het tijdsblok dat u tijdens uw bestelling gekozen heeft: in de voormiddag tussen 7 en 13 uur of in de namiddag tussen 12 en 18 uur. Onze inspecteur kan op elk moment binnen het gekozen tijdsblok aankomen. Spijtig genoeg kunnen wij u vooraf geen precies uur garanderen omdat de agenda's tot op het laatste moment geoptimaliseerd worden maar u zal wel op de dag zelf een berichtje krijgen van de inspecteur wanneer hij of zij op weg naar u is.

Kan ik een duplicaat van mijn verslag krijgen?

  1. U hebt meer dan 2 jaar geleden een beroep gedaan op Vinçotte en/of uw installatie werd ondertussen gewijzigd?
    1. Dan is een nieuwe keuring nodig om een geldig verslag te ontvangen. U kunt deze hier bestellen.
  2. Uw keuring dateert van minder dan 2 jaar geleden?
    1. U kunt een duplicaat aanvragen voor het bedrag van 50 euro (btw inclusief) via dit formulier. Gelieve er rekening mee te houden dat een duplicaat alleen aan de oorspronkelijke aanvrager (de betaler) zal bezorgd worden en niet aan een derde partij. Uitgezonderd indien de derde partij een geschreven akkoord van de aanvrager voorlegt.

Plichten van de eigenaar

Wat zijn de plichten van de eigenaar, beheerder of huurder van huishoudelijke installaties?

De eigenaar, beheerder of de eventuele huurder van een huishoudelijke elektrische installatie moet het dossier van de elektrische installaties in zijn bezit houden overeenkomstig de bepalingen die werden vastgelegd door de Minister die Energie onder zijn bevoegdheid heeft (zie ook FAQ 9.1).

De eigenaar, de beheerder en eventueel de huurder van een elektrische installatie moet zorgen:

  1. Voor het onderhoud ervan, of moet het laten uitvoeren ;
  2. Dat de geschikte maatregelen getroffen worden opdat de voorschriften van dit reglement op ieder ogenblik nageleefd worden
  3. Dat de directie “Elektrische Energie” van het Ministerie van Economische Zaken onmiddellijk gewaarschuwd wordt bij ongelukken waarvan personen het slachtoffer zijn en die rechtstreeks of onrechtstreeks te wijten zijn aan de aanwezigheid van elektrische installaties

Wetgeving

Wat gebeurt er als de koper het gebouw gaat afbreken of de bestaande elektrische installatie volledig gaat renoveren?

Bij afbraak van het gebouw of bij volledige renovatie van de elektrische installatie zijn de bepalingen van artikel 270 van toepassing, dat wil zeggen dat de nieuwe elektrische installatie vóór de ingebruikname van de installatie aan een gelijkvormigheidsonderzoek door een erkende instelling wordt onderworpen volgens de voorschriften van het AREI.

Wat is het doel van de controle?

Het doel van de controle is vast te stellen of de elektrische installatie voldoet aan de voorschriften van het AREI, rekening houdend met eventuele afwijkende bepalingen die betrekking hebben op:

  • de huishoudelijke installaties waarvan de uitvoering is aangevat na 1 oktober 1981, in het bijzonder voor de keuze van de automatische differentieelstroominrichtingen, de keuze van de overstroombeveiligingsinrichtingen, de keuze van de elektrische leidingen, de contactdozen, de schakelaars en het proces-verbaal van overeenstemming.
  • de bestaande gedeelten van oude elektrische huishoudelijke installaties die dateren van vóór het verschijnen van het AREI, dus vóór 1 oktober 1981, in het bijzonder voor de naleving van de normen, de keuze van de automatische differentieelstroominrichting, de verzegeling van de differentieelstroominrichting, de normalisering van de overstroombeveiligingsinrichtingen, de keuze van de elektrische leidingen, de kleurcode van de geleiders van kabels en van geïsoleerde geleiders, de nabijheid van niet-elektrische leidingen, de aardgeleider, de beschermingsgeleider, de equipotentiaalverbindingen, de contactdozen, de plaatsing van de contactdozen, de verlichtingsstroombaan, de bescherming van wasruimten, badkamers, douchekamers en van wasmachines. Voor meer details over die specifieke afwijkende bepalingen, zie www.vincotte.be

Moet ik eendraads- en situatieschema’s voorzien van de elektrische installatie van mijn woning die ik verkoop?

Wat het eendraadsschema betreft:
wordt gevraagd ten minste te beschikken over een vereenvoudigd schema dat minimaal de volgende elementen omvat:

  • het adres van de installatie;
  • de nominale spanning van de installatie;
  • de doorsnede van de voedingskabel van het hoofdbord;
  • het type en de doorsnede van de verschillende vertrekken;
  • de automatische differentieelstroomschakelaar(s) met zijn (hun) karakteristieken;
  • de karakteristieken van de beveiligingsinrichtingen.

Ingeval dat document niet ter beschikking van de inspecteur kan worden gesteld, zal die een summiere beschrijving van de verschillende borden opmaken. Die beschrijving of het schema maakt wezenlijk deel uit van het verslag en dient minimaal de elementen te omvatten die worden vermeld in de vorige paragraaf.

Wat het situatieschema betreft:

dat dient minimaal de stopcontacten, de schakelaars, de verschillende lichtpunten en de vaste gebruikstoestellen te omvatten.

De overeenstemming met het eendraadsschema wordt niet vastgesteld, en het is niet noodzakelijk voorzien van markeringen.

Ingeval dat document niet ter beschikking kan worden gesteld, zal de inspecteur op een duidelijke manier een summiere schets maken met de losse hand. Als die documenten bij de controle niet aan onze agent worden gegeven, zal hij ze moeten opstellen, op kosten van de aanvrager.

Die schetsen vervangen de schema's die volgens de reglementering moeten worden opgemaakt niet, en de controle-instelling zal in het controleverslag een inbreuk vermelden.

De bijlagen bij het controleverslag worden ondertekend door de aanvrager en door de inspecteur. Indien u als aanvrager afwezig bent op het tijdstip van de controle wordt een kopie van de bestelbon (SO-document) van de controle aan de bijlagen gehecht. Die bijlagen dienen de volgende identificatiegegevens te bevatten:

  • De nodige elementen voor de identificatie van de erkende instelling;
  • De identiteit van de inspecteur
  • De naam, de voornaam en het adres van de iegenaar van de installatie waarvoor de controle wordt aangevraagd;
  • Het adres van de installatie die wordt gecontroleerd, indien dat verschilt van het voorgaande punt.

De bovenvermelde identificatiegegevens moeten één maal op het eerste blad worden vermeld, en alle bijlagen moeten genummerd zijn met aanduiding van de rangorde van het blad en het totaal aantal bladzijden.

Keuring FAQ's

EPC

Hoelang is het energieprestatiecertificaat (EPC) geldig?

Het energieprestatiecertificaat is 10 jaar geldig. U mag het gedurende deze periode overdragen in geval van verkoop of verhuur van de woning.

Opgelet: Wanneer een verkoopakte van een woning of een kleine niet-residentiële eenheid gelegen in Vlaanderen wordt verleden na 1 januari 2022, zullen alleen EPC’s die opgemaakt zijn na 1 januari 2019 nog geldig zijn, zelfs als op het certificaat staat dat het nog geldig is. Vanaf 2022 kunt u voor een verkoop dus nog enkel EPC’s gebruiken waarop een energielabel staat.

Lees meer over deze wijziging op onze blog: "Nieuwe regels in Vlaanderen voor het Energieprestatiecertificaat (EPC) bij verkoop van een woning"

Welke documenten moet ik klaar houden wanneer de energie-expert het EPC komt opmaken?

De eigenaar heeft er alle belang bij de energie-expert zo veel mogelijk nuttige informatie te geven. Die gegevens hebben immers vaak een gunstige invloed op de cijferindex.

Het is het beste als u alle nodige en nuttige informatie binnen handbereik heeft en een kopie maakt van de documenten met betrekking tot de bouw van de woning en de gebruikte bouwmaterialen. Die documenten kunnen dan op de plaats van de controle aan de Vinçotte-expert worden overhandigd.

Onder « nuttige informatie » verstaan we :

  • Het bouwjaar van de woning, eventueel met de datum van de verbouwings-/renovatiewerken.
  • Het bestek ;
  • Het dossier voor de aanvraag van een premie aan het Brussels Gewest ;
  • De originele facturen van aannemers ;
  • De facturen van bouwmaterialen (voor de isolatie), de originele facturen van het verwarmingssysteem of het systeem voor de productie van sanitair warm water ;
  • De bouwplaatsverslagen ;
  • Het postinterventiedossier of de vorderingsstaten ;
  • Foto’s van de bouwplaats, in chronologische volgorde ;
  • De door de architect opgemaakte plannen in overeenstemming met de uitvoering ;
  • Het diagnoseverslag van de verwarmingsinstallatie en de attesten van periodieke controle;
  • De technische documentatie van de verwarmingsinstallatie of de installatie voor sanitair warm water ;
  • Het eventueel al eerder afgegeven EPB-certificaat ;
  • Voor recente woningen: de EPB-verklaring met de datum en de referenties.

Welke verplichtingen heeft de eigenaar van een woning die verkocht of verhuurd wordt?

Iedereen die voor eigen rekening of als tussenpersoon een woning te koop of te huur stelt, moet:

  • de energieprestatie van het gebouw duidelijk aangeven in de gevoerde publiciteit. De gegevens met betrekking tot het certificaat die in de publiciteit moeten voorkomen, zijn de energieklasse en de jaarlijkse CO2-emissies;
  • op elk verzoek van een kandidaat-koper of kandidaat–huurder gratis een kopie van het EPB-certificaat verstrekken;
  • zich ervan vergewissen dat bepaalde informatie aanwezig is in de akte van de vastgoedtransactie. De gegevens in verband met het EPB-certificaat die in de akte van de transactie moeten voorkomen, zijn:
    • de energieklasse en de jaarlijkse C02-emissies;
    • de verklaring dat de partijen bij de transactie elk een kopie van het geldige EPB-certificaat hebben ontvangen;
    • in geval van verkoop, de verklaring dat de koper het origineel van het EPB-certificaat heeft ontvangen.

Wat betekenen verkoop en verhuur?

Een EPC bij verkoop is alleen noodzakelijk wanneer het gaat om een verkoop in volle eigendom van een residentieel gebouw dat niet door de burgemeester onbewoonbaar is verklaard. Bij schenking, bij verkoop van enkel vruchtgebruik, bij gerechtelijke onteigening, … is dus geen EPC verplicht.

Bij verhuur is enkel een EPC vereist wanneer het om een residentieel gebouw gaat en de looptijd langer is dan twee maanden.

Wat zegt dat kengetal, of die energiescore, nu eigenlijk?

Dankzij het kengetal kunnen potentiële kopers en huurders de energie-efficiëntie van woningen vergelijken en beoordelen.

Het kengetal is de verhouding tussen het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik en de bruikbare vloeroppervlakte (kWh/m2).

Bij de berekening van het karakteristiek energieverbruik wordt enkel rekening gehouden met een variabel ‘gebouwgebonden’ verbruik. Het kengetal wordt niet beïnvloed door energieverbruik dat niet rechtstreeks gekoppeld is aan het gebouw, zoals het verbruik van apparaten, spaardouchekoppen en verlichting.

De term karakteristiek betekent dat er wordt uitgegaan van een aantal vaste parameters zoals klimaat, binnentemperatuur, bezetting (aantal bewoners of gezinsleden) en forfaitaire warmtewinsten. Het primair energieverbruik is louter informatief, onder andere om een vergelijking te kunnen maken, en heeft geen rechtstreeks voorspellende waarde.

Het gebouwgebonden energieverbruik is wel variabel en is afhankelijk van:

  • de constructie;
  • de isolatiewaarden van de gebruikte materialen (U-waarden ) van dak, ramen, muren en deuren;
  • de technische installatie zoals de installatie voor verwarming, sanitair, warm water, ventilatie, de koeling en de zonne-energiesystemen.

Is een EPC verplicht voor elke woning?

Een EPC is verplicht voor elke wooneenheid. Een wooneenheid is een pand met een leefruimte, een toilet, een douche/bad, een keuken of kitchenette, … Onder het begrip wooneenheid vallen huizen, appartementen, sociale woningen, studio’s, studentenkamers en vakantiewoningen.

Een studentenkamer op de bovenverdieping van een pand met bijvoorbeeld een douche of toilet op de gang op de benedenverdieping is geen wooneenheid en daarvoor is dus geen afzonderlijk EPC voor nodig. Een ECP is verder niet verplicht bij de verkoop van kloosters, ziekenhuizen, gevangenissen, rusthuizen, internaten, hotels en onderwijsinstellingen. Zij worden immers niet als wooneenheden beschouwd.

Het certificaat blijft 10 jaar geldig.

Wat met collectieve woongebouwen zoals studentenhuizen en internaten?

Voor collectieve woongebouwen zoals studentenkamers of gemeenschapshuizen met een gemeenschappelijke keuken of badkamer wordt het certificaat opgesteld voor het hele gebouw.

Wat met een gebouw dat zowel residentieel als niet-residentieel wordt gebruikt?

Voor elke wooneenheid mogen gebouwdelen met een niet-residentiële bestemming die niet bedoeld zijn voor industrie en die een beschermd volume van minder dan 800m3 hebben (bijvoorbeeld een kapperszaak, een praktijkplaats van een dokter of advocaat in een woning), worden opgenomen in het EPC.

Het aandeel van de residentiële gebouwdelen van de wooneenheid moet wel groter zijn dan het aandeel van de niet-residentiële gebouwdelen. Als dat niet het geval is, moet het niet-residentiële deel worden geschrapt uit het EPC van het residentiële deel.

Welke plichten heeft een verkoper of verhuurder?

Wie een onderhandse akte opmaakt voor de verkoop van een woning moet vermelden of er voor dat gebouw een geldig EPC bestaat en of de koper daarvan in kennis werd gesteld. Bij verkoop moet de eigenaar het originele EPC overhandigen aan de nieuwe eigenaar.

Bij verhuur moet de eigenaar van de woning enkel een kopie van het EPC afgeven aan de huurder.

Hoe lang is het EPC geldig?

Het EPC (energieprestatiecertificaat) is 10 jaar geldig en kan gedurende die periode overgedragen worden bij elke verkoop of verhuur van de woning.

Opgelet: Wanneer een verkoopakte van een woning of een kleine niet-residentiële eenheid gelegen in Vlaanderen wordt verleden na 1 januari 2022, zullen alleen EPC’s die opgemaakt zijn na 1 januari 2019 nog geldig zijn, zelfs als op het certificaat staat dat het nog geldig is. Vanaf 2022 kunt u voor een verkoop dus nog enkel EPC’s gebruiken waarop een energielabel staat.

Lees meer over deze wijziging op onze blog: "Nieuwe regels in Vlaanderen voor het Energieprestatiecertificaat (EPC) bij verkoop van een woning"

Hoe verloopt het opmaken van een EPC?

De verkoper, de verhuurder of de vastgoedmakelaar neemt contact op met een energiedeskundige type A, die de woning keurt. Daarbij wordt de opbouw van de gebouwschil (dak, buitenmuren, vloer, ramen en deuren, isolatiematerialen) nagekeken.

De deskundige kijkt ook naar de technische installaties (verwarmings- en warmwaterinstallatie), het ventilatie- en koelsysteem en indien aanwezig de zonne-installaties.

Na inspectie worden de gegevens online in een softwareprogramma van het VEA gestopt voor de berekening van het kengetal. De energiedeskundige geeft het EPC aan de verkoper of verhuurder, die het op zijn beurt kan voorleggen aan een (potentiële) koper of huurder.

Hoe lang duurt de controle?

De duur van een EPC-controle is afhankelijk van de complexiteit van de woning, de bereikbaarheid van de installaties en de beschikbaarheid van plannen. Na het bezoek ter plaatse moet de deskundige alle gegevens verwerken en invoeren in de database van het VEA.

Wie controleert het EPC?

Het Vlaams Energieagentschap (VEA) controleert via steekproeven:

  • of een EPC aanwezig is bij verkoop en verhuur;
  • of het EPC naar behoren is opgemaakt en overeenstemt met de werkelijkheid;
  • de kwalificaties en de geleverde prestaties van de erkende energiedeskundige.

Welke sancties kan het VEA treffen?

Bij inbreuken kan het VEA het EPC nietig verklaren en de erkenning van de energiedeskundige intrekken.

Kan ik mijn huis verkopen of verhuren als ik geen EPC heb?

Ja, maar wanneer u geen EPC heeft, kunt u als verkoper of verhuurder wel een boete krijgen van het Vlaams Energieagentschap (VEA). De boete bedraagt minimaal 500 EUR en maximaal 5 000 EUR.

Wat is de taak van de notaris?

De notaris heeft een meldplicht. De notaris die de authentieke akte opstelt, voegt bij die akte een verklaring van de koper en de verkoper waarin wordt bevestigd dat de koper vóór het verlijden van de authentieke akte op de hoogte is gebracht van het bestaan van het EPC en van de inhoud ervan.

Daarnaast vermeldt de notaris in de authentieke akte zelf dat de verkoper het EPC heeft overgedragen aan de koper. Hij vermeldt ook de datum waarop het certificaat is opgemaakt en de unieke code ervan.

De notaris heeft inzagerecht in de certificatendatabank. Als hij vaststelt dat er geen geldig EPC bestaat voor een te verkopen gebouw meldt hij dat onmiddellijk aan het Vlaams Energieagentschap.

De meldplicht geldt voor alle onderhandse verkoopovereenkomsten die gesloten werden sinds 12 maart 2009.

Voor openbare verkopen geldt de meldplicht als de eerste zitdag heeft plaatsgevonden na 25 maart 2009.

Moet ik voor een onbewoonbaar verklaarde woning of krotwoning een EPC hebben als ik die verkoop?

Neen. Bij de verkoop van een krotwoning is geen energieprestatiecertificaat vereist. Dat is logisch omdat die krotwoningen zullen worden gesloopt of grondig gerenoveerd.

Is een EPC dat bij een nieuwbouw wordt toegekend hetzelfde als een EPC dat opgemaakt wordt bij de verkoop of verhuur van een bestaande woning?

Neen. Een EPC dat bij een nieuwbouw en grote verbouwingen wordt toegekend is sinds 2006 verplicht en bevat andere gegevens dan een EPC dat wordt opgemaakt bij verkoop of verhuur. Verder ziet het er ook wat anders uit: het E-peil wordt aan de hand van een score op een schaal van 1 tot 200 weergegeven, terwijl voor reeds bestaande huizen een kleurgebonden kengetal wordt toegekend. Het E-peil is een maat voor de energieprestatie van een woning en de vaste installaties ervan in standaardomstandigheden.

Hoe lager het E-peil, hoe energiezuiniger de woning is. Belangrijk: een EPC dat wordt toegekend na nieuwbouw en verbouwingen kan wél worden gebruikt bij de verkoop of de verhuur.

In dat geval heeft u geen nieuw EPC nodig (als uw certificaat nog geldig is ten minste).

Hoe kan ik mijn woning op energetisch vlak vergelijken met woningen uit de buurt?

Het Vlaams Energieagentschap (VEA) ontwikkelde een online tool die het mogelijk maakt om uw (toekomstige) woning of appartement te vergelijken met de gemiddelde EPC-score van alle woningen in de gemeente of de provincie waarin de woning gelegen is. U krijgt ook de gemiddelde score voor Vlaanderen.

U kunt de tool gebruiken door HIER te klikken.

Hoe werkt het?

  1. U vult de postcode in van de gemeente waarin de woning gelegen is. Opgelet: de tool werkt enkel voor woningen die in het Vlaams Gewest gelegen zijn.
  2. U kiest het soort woning: appartement, eengezinswoning in open bebouwing (vier gevels), in gesloten bebouwing (2 gevels) of in halfopen bebouwing (drie gevels). Het soort woning is van belang omdat een appartement minder energieverlies langs muren en daken zal hebben dan bijvoorbeeld een open bebouwing. Om de kengetallen te kunnen vergelijken, is het dus belangrijk dat u vergelijkt met gelijkaardige woningen.
  3. U vult het kengetal in (te vinden op de eerste bladzijde van het EPC of in de advertentie als de woning te koop of te huur wordt aangeboden).
  4. U klikt op 'Verstuur'.
  5. Het kengetal van uw woning wordt vergeleken met het gemiddelde kengetal in de gemeente, in de provincie en in Vlaanderen. U krijgt ook te zien hoeveel woningen in uw gemeente een betere energiescore hebben.

Over welke documenten moet ik beschikken?

  • Een eerder opgemaakt EPC
  • De EPB-aangifte (EnergiePrestatie en Binnenklimaat), met vermelding van de datum en de referentie als de woning gebouwd werd na 1 januari 2006
  • Bestekken
  • Bouwplaatsverslagen
  • Postinterventiedossier of vorderingsstaten
  • Foto’s
  • Grondplannen van de woning (as-builtplannen opgesteld door de architect)
  • Facturen van de bouwmaterialen (m.b.t. isolatie)
  • Ruimteverwarmingsinstallatie
  • Technische documentatie van de verwarmingsinstallatie of de installatie voor sanitair warm water

Welke bewijsstukken kunnen worden aanvaard?

  • een EPB-verklaring met betrekking tot de woning zelf
  • een vroeger energieprestatiecertificaat met betrekking tot de woning
  • een energieprestatiecertificaat dat werd opgemaakt voor een andere woning van hetzelfde gebouw die gelijktijdig werd gebouwd door dezelfde bouwheer en waarvan de gevels er wat de constructie betreft hetzelfde uitzien
  • een energieprestatiecertificaat dat werd opgemaakt voor een andere woning die deel uitmaakt van dezelfde groep gebouwen die gelijktijdig werden gebouwd door dezelfde bouwheer en waarvan de gevels er wat de constructie betreft hetzelfde uitzien
  • een attest « bouwen met energie » met betrekking tot de woning, dat dateert van vóór 2006
  • een aanvaarde aanvraag voor een premie van het Waalse gewest voor de plaatsing van isolatiemateriaal
  • volledige documenten die werden opgemaakt in het kader van een aanvraag voor belastingvermindering na het uitvoeren van energiebesparende werken (met inbegrip van de gedateerde en ondertekende attesten die werden opgemaakt door de geregistreerde aannemer die de werken heeft uitgevoerd)
  • een volledig dossier met betrekking tot de bouw van het gebouw, met de door de aannemer ondertekende originelen van de documenten die het aannemingscontract vormen (aannemingscontract, plannen, bijzonder bestek, samenvattende en beschrijvende opmetingsstaten). Daarnaast moet het dossier ook de eindspecificatie van de uitvoering van de werken bevatten, die aantoont in welke mate het contract werd nageleefd, met de vereffende facturen voor het totale bedrag
  • een attest van bepaalde karakteristieken die een invloed hebben op de thermische prestaties van het gebouw, ondertekend door de architect-projectauteur die de contractuele aannemingsdocumenten heeft gerealiseerd en de bouwplaats heeft gecontroleerd
  • een stedenbouwkundige vergunning (enkel om de datum van uitvoering van bepaalde werken aan te tonen)
  • de vereffende originele facturen van een geregistreerde aannemer die werken heeft uitgevoerd in het gebouw, op voorwaarde dat die werken duidelijk beschreven zijn
  • een fotodossier voor de identificatie van het gebouw, de betreffende wand, de aanwezigheid, het type en eventueel de dikte van het gebruikte isolatiemateriaal of de aanwezigheid van een luchtspouw, of het type van wand
  • de technische documentatie van de daadwerkelijk aanwezige verwarmingsinstallaties
  • de in de groene certificaten vermelde gegevens om de productie van fotovoltaïsche cellen te bepalen
  • de identificatieplaten die aanwezig zijn op de verwarmingstoestellen of de toestellen voor de productie van sanitair warm water.

Wat controleren wij?

Onze certificeerder gaat ter plaatse om een balans op te maken van de situatie van de woning. Hij verzamelt gegevens met betrekking tot de constructie van het gebouw (vloeren, buitenmuren, ramen, dak), de verwarmingsinstallatie en de installatie voor de productie van sanitair warm water.

Wat is het resultaat van de controle?

Na de controle ontvangt de aanvrager een certificaat waarin de volgende elementen worden vermeld:

  • de energieprestatie van de woning, uitgedrukt aan de hand van een kengetal met verduidelijking van de referentiewaarden op een kleurenschaal;
  • de aanbevelingen om de energieprestatie van de woning te verbeteren om energiezuiniger te kunnen wonen.

Wat is de energieprestatie van een gebouw?

De energieprestatie van een gebouw is de meting, aan de hand van een genormaliseerde meting, van het gedrag van het gebouw in termen van energieverbruik, die nodig is om tot een gestandaardiseerd comfort te komen.

De energieprestatie is afhankelijk van de warmteverliezen en –winsten (isolatie, oriëntatie, ventilatie), het rendement van de installaties voor verwarming en de productie van sanitair warm water, het eventueel gebruik van hernieuwbare energieën.

Wat is een EPC-certificaat?

Een EPC-certificaat geeft het energieverbruik aan door het toekennen van een label. Het wordt door een erkende certificeerder afgegeven bij een vastgoedtransactie van een bestaand gebouw en heeft als enig doel te informeren en de transparantie op de vastgoedmarkt te waarborgen.

Het is bedoeld voor het publiek, de eigenaars, de kopers en de huurders en geeft hen informatie over:

  • het primair energieverbruiksniveau van het gebouw (Ew).
  • het specifiek energieverbruiksniveau van het gebouw (Espec), dat bepaalt welk label aan het gebouw zal worden toegekend.

Die niveaus worden berekend op basis van de karakteristieken van het omhulsel en van de systemen voor verwarming en de productie van sanitair warm water.

Ze worden berekend op basis van een verwacht gestandaardiseerd comfort maar vormen geen garantie voor het reële verbruik bij het gebruik van het gebouw. Die zal immers afhangen van het gedrag van de bewoners. Het doel is duidelijk hen te sensibiliseren over waar het om draait bij de strijd tegen de klimaatopwarming en hen er eventueel toe aan te zetten het bestaande vastgoedpatrimonium te renoveren om de woningen energiezuiniger te maken.

Het EPC-certificaat is dus een document dat de eigenaar of de huurder cijfergegevens en visuele informatie geeft over de energieprestatie van zijn gebouw, en algemene verbeteringsmaatregelen voorstelt.

Wanneer is een EPC vereist?

Bij een vastgoedtransactie (voornamelijk verkoop of verhuur) van een bestaand residentieel gebouw moet een EPC worden afgegeven door een certificeerder die erkend is door het Waalse Gewest. Het certificaat moet bij de verkoopakten (waaronder het verkoopcompromis) of het huurcontract worden gevoegd. Een bestaand woongebouw is een gebouw waarvan de ontvangstbevestiging van de eerste vergunningaanvraag dateert van vóór 1 mei 2010.

Vanaf 1 januari 2015 is het verplicht in de publiciteit voor verkoop/verhuur de belangrijkste energieprestatie-indicatoren uit het EPB-certificaat te vermelden. Naast de unieke code van het certificaat moeten de volgende energieprestatie-indicatoren in de publiciteit worden vermeld: de energieklasse, het totaal theoretisch primair energieverbruik, uitgedrukt in kWh per jaar en het specifiek primair energieverbruik, uitgedrukt in kWh/m² per jaar. Aangezien het certificaat altijd moet worden verstrekt bij het ondertekenen van het verkoopcompromis of de huurovereenkomst, zal het bijgevolg ruim vooraf moeten worden besteld, zodat in de verkoop-/verhuuradvertenties de verplichte vermeldingen kunnen worden gezet.

Wat is een 'gebouw'?

  • hetzij elke constructie met een dak, een vloer en muren of wanden die het binnenvolume scheiden van de lucht en de grond buiten, waarin energie wordt gebruikt om het klimaat te regelen en dat voorzien is van een onafhankelijk verwarmings- of klimaatregelingssysteem;
  • hetzij, als het om een flatgebouw of een gebouw met verschillende eenheden met verschillende bestemmingen gaat, elke constructie met een dak, een vloer en muren of wanden die het binnenvolume scheiden van de lucht en de grond buiten, waarin energie wordt gebruikt om het klimaat te regelen en dat voorzien is van een onafhankelijk verwarmings- of klimaatregelingssysteem.

Wat is een 'residentieel gebouw'?

Dat is een gebouw of een deel van een gebouw dat bedoeld is voor individuele of collectieve huisvesting met permanente of tijdelijke bewoning:

  • hetzij een individuele woning
  • hetzij een collectieve accommodatie
  • hetzij een flatgebouw.

Individuele woning: residentieel gebouw met één wooneenheid, waarvan de binnenlokalen en –ruimten voorbehouden zijn voor individueel gebruik door één gezin (eengezinswoning, individuele accommodatie, individuele woning)

Collectieve accommodatie (of collectieve huisvesting): residentieel gebouw waarvan de lokalen en ruimten gedeeltelijk gemeenschappelijk zijn of bedoeld zijn voor het verlenen van collectieve prestaties op het vlak van restauratie of verzorging, zoals internaten, rusthuizen en andere structuren voor collectieve accommodatie, met uitzondering van de accommodaties die deel uitmaken van een ziekenhuis of een inrichting van de horecasector.

Flatgebouw: residentieel gebouw met verschillende wooneenheden waarvan de gemeenschappelijke lokalen en ruimten niet bedoeld zijn voor het verstrekken van diensten ten behoeve van de bewoners (collectieve accommodatie).

Wooneenheid: deel van een gebouw dat gebruikt wordt of bedoeld is voor het huisvesten van één of meer personen, dat wil zeggen een deel van het gebouw dat over de nodige (woon)voorzieningen beschikt om autonoom te functioneren. Dat houdt in dat elke wooneenheid over de volgende eigen voorzieningen moet beschikken: een woonkamer, een toilet, een douche of bad, een keuken of een kitchenette.

Wat zijn de regels voor een gebouw dat zowel voor residentiële als voor niet-residentiële doeleinden wordt gebruikt?

Als het gebouw een niet-residentieel gedeelte (kantoren, diensten) omvat waarvan het volume groter is dan of gelijk aan 800 m³ is energiecertificatie niet verplicht. Enkel het residentieel gedeelte wordt in aanmerking genomen. Dat geldt ook als het niet-residentieel gedeelte, met een volume kleiner dan 800 m³, meer dan 40 % van het globale volume van het gebouw in beslag neemt.

Wat moet de verkoper/verhuurder doen?

De persoon die een onderhandse akte in verband met de verkoop of de verhuur van een bestaand residentieel gebouw sluit (verkoopcompromis of verhuurcontract) moet het origineel certificaat aan de nieuwe eigenaar of aan de huurder bezorgen.

Wie mag een EPC-certificaat afgeven?

Enkel een door het Waalse Gewest erkende certificeerder mag een EPC-certificaat afgeven. Vinçotte beschikt over een team erkende certificeerders die het hele Waalse Gewest bestrijken.

Hoe verloopt het opstellen van een EPC-certificaat?

De verkoper, de verhuurder, de notaris of de vastgoedmakelaar neemt via het Vinçotte-platform contact op met een van onze erkende EPC-certificeerders. Die controleert de woning. Hij onderzoekt de constructie van het gebouw (dak, buitenmuren, vloer, ramen en deuren, isolatiematerialen). Hij bekijkt ook de technische installaties (verwarming, productie van sanitair warm water), de ventilatie, de klimaatregeling en eventueel de zonne-energievoorzieningen.

Welke sancties kunnen worden getroffen door?

De bevoegde instanties, in dit geval het « Département de l’Energie et du Bâtiment Durable » - het departement energie en duurzame gebouwen van het Waalse Gewest (SPW – DGO4)?

De bevoegde instanties kunnen het certificaat nietig verklaren wanneer de certificeerder niet over een geldige erkenning beschikt, de procedure niet in acht neemt of zijn opdracht niet op een onafhankelijke manier uitvoert.

De eigenaar of de verhuurder die niet over een energieprestatiecertificaat van zijn gebouw beschikt op het moment van de transactie (verkoop of verhuring) kan een administratieve boete opgelegd krijgen waarvan het bedrag wordt berekend op basis van het bouwvolume van het gebouw waarvoor hij in gebreke blijft (2 €/m³ met een minimum van 250 € en een maximum van 25.000 €). De betaling van die administratieve boete ontslaat hem echter niet van zijn verplichtingen.

Wat is het verschil tussen een EPC en een energieaudit?

Een EPC :

  • wordt opgemaakt door een energiecertificeerder die is erkend door het Waalse Gewest;
  • is verplicht in het kader van de verkoop of verhuur van een bestaand residentieel gebouw;
  • komt niet in aanmerking voor een belastingverlaging wegens energiebesparende maatregelen ten voordele van de verkoper of de verhuurder, of voor de toekenning van gewestelijke premies.

Een energieaudit :

  • wordt uitgevoerd door een PAE-auditor (Energie Advies Procedure) die is erkend door het Waalse Gewest ;
  • is niet opgelegd door de wetgeving, en wordt op vrijwillige basis uitgevoerd ;
  • kan in aanmerking komen voor de belastingverlaging wegens energiebesparende maatregelen ten voordele van de verkoper of de verhuurder, of voor de toekenning van gewestelijke premies;
  • omvat een grondiger onderzoek van het gebouw en bevat aanbevelingen voor verbetering.

Over welke documenten moet ik beschikken?

  • Een EPB-verklaring met betrekking tot de woning zelf
  • Een vroeger energieprestatiecertificaat met betrekking tot de woning
  • Een energieprestatiecertificaat dat werd opgemaakt voor een andere woning van hetzelfde gebouw die gelijktijdig werd gebouwd door dezelfde bouwheer en waarvan de gevels er wat de constructie betreft hetzelfde uitzien
  • Een energieprestatiecertificaat dat werd opgemaakt voor een andere woning die deel uitmaakt van dezelfde groep gebouwen die gelijktijdig werden gebouwd door dezelfde bouwheer en waarvan de gevels er wat de constructie betreft hetzelfde uitzien
  • Een attest 'bouwen met energie' met betrekking tot de woning, dat dateert van vóór 2006
  • Een aanvaarde aanvraag voor een premie van het Waalse gewest voor de plaatsing van isolatiemateriaal
  • Volledige documenten die werden opgemaakt in het kader van een aanvraag voor belastingvermindering na het uitvoeren van energiebesparende werken (met inbegrip van de gedateerde en ondertekende attesten die werden opgemaakt door de geregistreerde aannemer die de werken heeft uitgevoerd)
  • Een volledig bouwplaatsdossier met betrekking tot de bouw van het gebouw, met de door de aannemer ondertekende originelen van de documenten die het aannemingscontract vormen (aannemingscontract, plannen, bijzonder bestek, samenvattende en beschrijven opmetingsstaten). Het dossier omvat ook de eindspecificatie van de uitvoering van de werken, die aantoont in welke mate het contract werd nageleefd, met de vereffende facturen voor het totale bedrag
  • Een attest van bepaalde karakteristieken die een invloed hebben op de thermische prestaties van het gebouw, ondertekend door de architect-projectauteur die de contractuele aannemingsdocumenten heeft gerealiseerd en de bouwplaats heeft gecontroleerd
  • Een stedenbouwkundige vergunning (enkel om de datum van uitvoering van bepaalde werken aan te tonen)
  • De vereffende originele facturen van een geregistreerde aannemer die werken heeft uitgevoerd in het gebouw, op voorwaarde dat die werken duidelijk beschreven zijn
  • Een fotodossier voor de identificatie van het gebouw, de betreffende wand, de aanwezigheid, het type en eventueel de dikte van het gebruikte isolatiemateriaal of de aanwezigheid van een luchtspouw, of het type van wand
  • De technische documentatie van de daadwerkelijk aanwezige verwarmingsinstallaties
  • De in de groene certificaten opgenomen gegevens om de productie van fotovoltaïsche cellen te bepalen
  • De identificatieplaten die aanwezig zijn op de verwarmingstoestellen of de toestellen voor de productie van sanitair warm water.

EPB verwarming gas

Moet ik deze keuring op gezette tijden laten uitvoeren?

Ja, in elk Gewest van België moet u deze periodieke keuring elke 5 jaar laten uitvoeren door een bevoegde vakman.

Keuring zonnepanelen

Waaruit bestaat het gelijkvormigheidsonderzoek van mijn fotovoltaïsche installatie vóór ingebruikname door een erkende instelling?

De controle bevat :

  • het nakijken van het administratief dossier van de installatie
  • een visueel onderzoek van de installatie
  • metingen en beproevingen op de elektrische installatie

Wat moet mijn administratief dossier bevatten voor het gelijkvormigheidsonderzoek vóór ingebruikname?

Het administratief dossier moet de volgende elementen bevatten:

  • Eendraadsschema van de installatie (met ondermeer de meters, de eventuele batterijen en alle elektrische productiebronnen, …);
  • Situatieschema van de elektrische installatie (een beschrijving eventueel aangevuld met foto’s kan worden aanvaard);
  • Referenties en technische kenmerken van de installatie (merk, model, vermogen, …).

De volgende elementen moeten minstens ter plaatse beschikbaar zijn of aan het dossier worden toegevoegd:

  • Gebruiksaanwijzing van de installatie (werking, onderhoud);
  • De veiligheidsvoorschriften met betrekking tot de interventie op de installatie en tot haar gebruik.

Wat omvat het visuele onderzoek dat de erkende instelling uitvoert?

Het visueel onderzoek omvat minimaal de volgende controles :

  • De uitvoering van de elektrische installatie overeenkomstig de schema’s en plannen;
  • De verbinding van de groene energiemeter (die meter dient van nauwkeurigheidsklasse 2 te zijn.) tussen de invertor DC/AC en de specifieke beschermingsschakelaar van het PV-net, met inbegrip van de eventuele verbinding met een andere energiebron (stroomaggregaat, windmolen, enz…);
  • De keuze van het materiaal en de geschikte beschermingsmaatregelen tegen uitwendige invloeden;
  • De aanwezigheid van ten minste één differentieelstroominrichting van 300 mA aan het begin van de installatie zoals bepaald in artikel 86 van het AREI;
  • De aanwezigheid van ten minste één differentieelstroominrichting van type A aan het begin van de fotovoltaïsche installatie overeenkomstig artikel 85.02 (deze differentieelstroominrichting kan dezelfde zijn als degene die wordt vermeld in het vorig punt);
  • De bescherming tegen elektrische schokken bij rechtstreekse en onrechtstreekse aanraking;
  • De bescherming tegen overstroom;
  • De keuze van de beschermings- en controle-inrichtingen;
  • De aanwezigheid van de geschikte en juist geïnstalleerde scheidings- en bedieningsinrichtingen;
  • De markering van de gelijkstroomgeleiders en de actieve wisselstroomgeleiders;
  • De markering of de identificatie van stroomkringen, beschermingsinrichtingen tegen overstroom, schakelaars, klemmen, enz.;
  • De correcte uitvoering van de aansluitingen van de geleiders;
  • De aanwezigheid en de overeenstemming van de beschermingsgeleiders (het metalen raam van de PV-modules en hun structuren moeten met de aarde verbonden zijn door een beschermingsgeleider met een doorsnede die ten minste equivalent is aan die van de beschermingsgeleider van de AC-voeding, met een minimumdoorsnede gelijk aan:
    • 2,5mm² indien hij mechanisch beschermd is);
    • 4 mm² indien hij niet mechanisch beschermd is);
  • De gemakkelijke toegankelijkheid van de uitrustingen;
  • De aanwezigheid van waarschuwingsborden die de gevaren van de elektriciteit aangeven, aangevuld met de volgende vermeldingen: “Niet onderbreken bij belasting”, “Elektrische installatie altijd onder spanning” - of hiermee equivalent, op oordeelkundig gekozen plaatsen aangebracht;
  • De afwezigheid van zichtbare schade aan de installatie die de veiligheid van personen en het behoud van goederen in het gedrang kan brengen.

Wat omvatten de metingen en beproevingen die de erkende instelling uitvoert?

  • de meting van de continuïteit van de beschermingsgeleiders;
  • de meting van de isolatieweerstand van de elektrische installaties van het gedeelte in wisselstroom;
  • de automatische onderbreking van de voeding in het kader van de bescherming tegen elektrische schokken bij onrechtstreekse aanraking:
    • de meting van de spreidingsweerstand van de aardverbinding;
    • de controle van de werking van de differentieelstroominrichtingen via de eigen testinrichting;
    • de controle van de foutlussen en de correcte aansluiting van de differentieelstroominrichtingen via de opwekking van een foutstroom van ten minste 1 maal de nominale gevoeligheid van het toestel;
  • controleren of het automatisch scheidingssysteem actief is (minder dan 5 seconden) wanneer er geen netspanning is en of de fotovoltaïsche productie het net niet opnieuw voedt zolang de spanning van het net niet opnieuw aanwezig is.

Hoe zit het met de gewijzigde wetgeving in Vlaanderen aangaande de toegekende premies?

Recent werd een aantal wijzigingen aan de wetgeving doorgevoerd met impact op de toekenning van groenestroomcertificaten voor elektriciteitsproductie door zonnepanelen. Klik door naar de website van de VREG (Vlaamse reguleringsinstantie voor de elektriciteits- en gasmarkt) voor meer informatie.

Keuring LPG-opslagtank

Keurt Vinçotte ook lpg-binneninstallaties?

U kunt deze dienst hier vinden.

Keuring LPG-binneninstallatie

Keurt Vinçotte ook lpg-tanken?

U kunt deze dienst hier vinden.

Keuring waterinstallatie

Wat gebeurt er als overtredingen worden vastgesteld tijdens het eerste controlebezoek?

In het rapport dat Vinçotte u ter beschikking stelt, vindt u de lijst van overtredingen/non-conformiteiten die binnen een jaar moeten worden hersteld. Een controleur komt dan terug voor een tweede bezoek om te controleren of de aanpassingen zijn gemaakt.

Wat gebeurt er wanneer tijdens het eerste keuringsbezoek inbreuken worden vastgesteld?

In het verslag dat Vinçotte u bezorgt, vindt u de lijst met inbreuken waaraan u binnen het jaar moet verhelpen. Een controleur komt vervolgens een tweede keer langs om na te kijken of de verbeteringen correct zijn uitgevoerd.

Keuring elektrische installatie

Wat betekenen de codes op mijn verslag?

Om snel en eenvoudig de betekenis van de code te vinden die u zoekt, klikt u CTRL-F en typt u de code in het dialoogvenster in. Achter de verklaring geven we u tussen de ( ) haakjes ook nog de verwijzing mee naar het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI) "Boek 1 installaties op laagspanning en op zeer lage spanning" dat van toepassing is.

A. ISOLATIE

1104 De isolatieweerstand van deze kring is onvoldoende en dient op een waarde gebracht te worden die hoger is dan 500.000 Ohm (B1: 6.4.5.1.; B3: 6.4.5.2.).

B. AARDING

1021 De aardgeleider dient stroomafwaarts van de hoofdaardingsklem aangesloten te worden en de beschermingsgeleider van toestellen en/of equipotentiale verbindingen stroomopwaarts.

1201 Een aarding verwezenlijken overeenkomstig de voorschriften (B1: 4.2.3.; 5.4.; B3: 4.2.3.; 4.2.5.2.; 5.4.).

1202 Afwezigheid van aardingslus onder de fundering. Een afwijking moet aangevraagd worden aan de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, Bestuur Energie, Koning Albert II laan 16 - 1000 Brussel - tel: 0800 120 33 (B1: 4.2.3.2.; 5.4.2.1.).

1203 De waarde van de spreidingsweerstand van de aarding dient kleiner te zijn dan 30 Ohm (B1: 4.2.4.3.).

1205 De waarde van spreidingsweerstand is niet aangepast aan de gevoeligheid van de geplaatste differentieelschakelaar (niet-huishoudelijke installatie) (B1: 4.2.4.4.; B3: 4.2.4.3.).

1206 Aarding is verwezenlijkt door gebruik van water- en/of gasleidingen. Een aarding verwezenlijken conform de voorschriften (B1: 4.2.3.; 5.4.2.; 5.4.3.; B3: 4.2.3.; 4.2.5.2.; 5.4.2. ; 5.4.3.).

1208 De aardgeleider (verbinding tussen de aardelektroden en de hoofdaardingsklem) uitvoeren met een doorsnede van minstens 16 mm² ader uit koper (B1: 5.4.2.2.; B3: 5.4.2.2.) met geel/groene isolatie (B1: 5.1.6.2.; B3: 5.1.6.2.).

1209 De aansluiting van de equipotentiaal- en/of de beschermingsgeleiders is uit te voeren d.m.v. las- of klemverbinding (B1: 5.4.3.4.; 5.4.3.5.; B3: 5.4.3.4.; 5.4.3.5.).

1210 Een demonteerbaar aansluitstuk (aardingsonderbreker) dient aangebracht te worden in de aardgeleider teneinde de meting van de verspreidingsweerstand mogelijk te maken (B1: 2.5.; 5.4.3.5.; B3: 2.5.; 5.4.3.5.).

1211 Een demonteerbaar aansluitstuk (aardingsonderbreker) moet steeds gemakkelijk toegankelijk zijn (B1: 5.1.5.; 4.2.3.3.; 5.4.2.1.; B3: 5.1.5.).

C. EQUIPOTENTIAALVERBINDINGEN

1301 Een hoofd-equipotentiaalverbinding is te installeren en te verbinden (B1/B3: 4.2.3.2.; 4.2.3.4.; 5.4.4.1.).

1302 De aansluitingen van de hoofd-equipotentiaalverbindingen (water-, gasleiding, vertrek- en terugvoerleiding van verwarming) dienen vervolledigd te worden (B1: 4.2.3.2.; B3: 4.2.3.2.).

1303 Hoofd-equipotentiaalgeleider(s) met een doorsnede van min. 6 mm² met geel/groene isolatiekleur is (zijn) te voorzien (B1: 5.1.6.2.; 5.4.4.1.; B3: 5.1.6.2.; 5.4.4.1.).

1304 Bijkomende equipotentiaalverbinding(en) in de badkamer of douche is (zijn) te installeren (B1: 7.1.4.4.).

1305 De plaatsing van bijkomende equipotentiaalverbinding(en) in de badkamer of douche is (zijn) te vervolledigen (B1: 7.1.4.4.).

1306 Bijkomende equipotentiaalverbinding(en) verwezenlijken met geel/groene geleider(s), doorsnede minstens 4 mm² (of 2.5 mm² onder buis) (B1/B3: 5.1.6.2.; 5.4.4.2.).

1307 De doorsnede van de hoofd-equipotentiaalverbindingen dient aangepast te worden (B1: 5.4.4.1.; B3: 5.4.4.1.).

1308 De continuïteit van de equipotentiaalverbindingen dient verzekerd te worden (B1: 5.4.4.; B3: 5.4.4.).

1309 De kleurcode werd niet nageleefd. Geleider met geel/groene isolatiekleur is te voorzien voor de equipotentiaalverbindingen (B1: 5.1.6.2.; 5.4.4.; B3: 5.1.6.2.; 5.4.4.).

1310 De doorsnede van de bijkomende plaatselijke equipotentiaalverbinding(en) dient aangepast te worden (B1: 5.4.4.2.; B3: 5.4.4.2.).

D. DIFFERENTIEEL

1401 Een verzegelbare algemene differentieelschakelaar dient geplaatst te worden aan het begin van de installatie (B1: 4.2.4.3.).

1402 Een algemene differentieelschakelaar met een nominale stroom (In) van minstens 40 A en een gevoeligheid van maximum 300 mA dient geplaatst te worden (B1: 4.2.4.3.; 5.3.5.1.).

1405 De nominale stroomsterkte van de differentieelschakelaar dient aangepast te zijn aan de overstroombeveiliging (B1: 4.4.1.1.; 5.3.5.3.; B3: 4.4.1.1.; 5.3.5.3.).

1406 Een afzonderlijke differentieelschakelaar met een gevoeligheid van 30 mA plaatsen voor de installaties van badkamer(s) (B1: 4.2.4.3.).

1407 Een afzonderlijke differentieelschakelaar met een gevoeligheid van 30 mA plaatsen voor wasmachine, vaatwasmachine en/of droogkast en gelijkaardige toestellen (B1: 4.2.4.3.).

1409 De algemene differentieelschakelaar dient aan het begin van de installatie (onmiddellijk stroomafwaarts van kWh-teller) geplaatst te worden, teneinde de bescherming tegen onrechtstreekse aanraking te verzekeren bij gebruik van leidingen van klasse I (vb.: XFVB; VFVB; EXAVB; EVAVB) (B1: 4.2.3.1.; 4.2.4.3.; B3: 4.2.3.1.).

E. SCHEMA'S

1501 Eendraadsschema('s) van de installatie is (zijn) te voorzien (B1: 3.1.2.; 9.1.1.; 9.1.2.; B3: 3.1.2.; 9.1.1.).

1502 Situatieschema('s) van de installatie is(zijn) te voorzien (B1: 9.1.2.).

1503 Eendraadsschema('s) aanpassen in overeenstemming met de werkelijkheid (B1: 3.1.2.; 9.1.1.; 9.1.2.; B3: 3.1.2.; 9.1.1.).

1504 Situatieschema('s) aanpassen in overeenstemming met de werkelijkheid (B1: 9.1.2.).

1505 De vermelding van de gegevens van de installateur, van de eigenaar en het adres van de installatie ontbreken op de schema's en plannen (B1: 9.1.2.).

F. ELEKTRISCHE BORD

1061 De nominale spanning dient duidelijk vermeld te worden op een oordeelkundig gekozen plaats.

1062 Pictogram "levensgevaar" dient op degelijke wijze aangebracht te worden.

1414 Bijkomende differentieelschakelaar(s) met een gevoeligheid van 30 mA plaatsen (waarde van de verspreidingsweerstand van de aarding Ra > 30 Ohm). Op de bestaande differentieelbeveiliging zijn twee of meer kringen met meer dan 16 contactdozen aangesloten (B1: 4.2.4.3.).

1506 Minstens twee stroomkringen voor de verlichting te voorzien (B1: 5.3.5.2.).

1601 Het schakelbord op ongeveer 1,50 m boven de vloer plaatsen (B1: 5.3.5.1.; B3: 5.3.5.1.).

1602 De toegankelijkheid van het schakelbord is te verbeteren (B1: 5.3.5.1.; B3: 5.3.5.1.).

1603 Het schakelbord dient vervangen te worden, de beschermingsgraad tegen rechtstreekse aanraking is onvoldoende (B1: 5.3.5.1.; B3: 5.3.5.1.).

1604 Het verdeelbord is te voorzien van een achterwand (B1: 5.3.5.1.; B3: 5.3.5.1.).

1605 Deur of afschermplaat van het schakelbord (terug)plaatsen. Aanraking van naakte onder spanning staande delen is mogelijk (B1: 4.2.2.3.; 5.1.4.; 5.3.5.1.; B3: 4.2.2.2.; 5.1.4.; 5.3.5.1.).

1606 De genaakbare, naakte onder spanning staande delen zijn niet op een afdoende wijze afgeschermd (B1: 4.2.2.3.; 5.1.4.; B3: 4.2.2.2.; 5.1.4.).

1607 De niet-gebruikte invoeringen van het schakelbord of kast dienen afgedicht te worden (B1: 4.2.2.3.; 5.1.4.; 5.3.5.1.; B3: 4.2.2.2.; 5.1.4.; 5.3.5.1.).

1608 Een algemene alpolige scheidingsschakelaar te voorzien (B1: 5.3.5.1.; B3: 5.3.5.1.).

1610 De aanduiding van de stroomkringen en/of apparatuur, aansluitklemmen, enz. dient aangebracht of vervolledigd te worden (B1: 2.8.1.; 3.1.3.; 5.3.6.1.; 5.3.6.2.; B3: 2.8.1.2.; 3.1.3.; 5.3.6.1.).

1611 De aangebrachte aanduidingen stemmen niet overeen met die van de schema's (B1: 3.1.3.; 9.1.1.; B3: 3.1.3.; 9.1.1.).

1612 Automatische schakelaar(s), contactor(en) dienen geplaatst te worden volgens de instructies van de fabrikant (B1: 1.4.; 2.8.1.; 3.2.2.4.; 5.3.6.1; 5.3.6.2.; B3: 1.4.; 2.8.1.2.; 3.2.2.4.; 5.3.6.1.).

1702 In meerfasige kringen is de smeltveiligheid of éénpolige automaat in de nulgeleider te verwijderen of is de beveiliging van de betrokken kringen te vervangen door alpolige automaten (B1: 4.4.4.7.; B3: 4.4.5.6.).

1703 De stroomkring(en) moet(en) zo uitgevoerd worden dat hij (zij) niet ongewild door andere stroombanen gevoed kan (kunnen) worden. De kringen aangesloten op meerdere stroombanen zijn te scheiden (B1: 3.2.4.1.; B3: 3.2.5.1.).

1704 De smeltveiligheidshouders of houders van automatische schakelaars dienen voorzien te worden van calibreerelementen (B1: 5.3.5.5.; B3: 5.3.5.5.).

1706 De overbrugde zekering(en) moet(en) vervangen worden (B1: 9.5.; B3: 9.5.).

1707 De overbrugde automa(a)t(en) moet(en) vervangen worden (B1: 9.5.; B3: 9.5.).

1708 De nominale stroomsterkte (In) van de beveiliging dient aangepast te worden aan de toelaatbare stroomsterkte van de stroomafwaarts geïnstalleerde leiding en/of verbruiker (B1: 4.4.1.1.; 4.4.1.5.; 4.4.3.2.; B3: 4.4.1.1.; 4.4.1.5.; 4.4.4.2.).

1709 De leidingen waarvan de doorsnede van de geleider 1 mm² bedraagt, moeten door smeltveiligheden met een nominale stroomsterkte (In) van maximum 6A of automaten van maximum 10A beschermd worden (B1: 8.2.1.).

1805 De leidingen waarvan de doorsnede van de geleiders minder dan 1 mm² bedraagt, moeten verwijderd of vervangen worden of voorzien te worden van een afdoende beveiliging voor de betrokken toepassing (B1: 8.2.1.).

1806 De stroomkring(en) voor de contactdozen moet(en) uitgevoerd worden met leidingen met een minimale doorsnede van 2,5 mm², de minimale doorsnede van 1.5 mm² is enkel toegelaten voor stroombanen die geen contactdozen bevatten (vb. stroombanen enkel voor verlichting) (B1: 5.2.1.2.; B3: 5.2.1.1.).

1807 Gemengde stroomkring(en) - verlichting en contactdo(o)s(zen) moet(en) uitgevoerd worden met leidingen met een minimale doorsnede van 2,5 mm² (B1: 5.2.1.2.; B3: 5.2.1.1.).

1808 "De volgende toestellen een exclusief toegekende stroombaan: de wasmachine / de afwasmachine / de droogkast / het elektrisch fornuis / de elektrische kookplaat / de elektrische oven / elk (verplaatsbaar) toestel met vaste standplaats met Pnom >= 2600 W.

De toestellen van een elektrische verwarming met vaste standplaats worden gevoed door een of meerdere exclusief toegekende stroombanen.

De doorsnede van de elektrische leidingen bestemd voor de voeding van deze elektrische toestellen of machines wordt in functie van het vermogen van deze elektrische toestellen of machines gekozen (B1: 5.2.1.2.)."

G. DE BESCHERMINGSGELEIDER

1214 De beschermingsgeleider (PE) over de hele installatie verdelen (B1: 4.2.4.3.; 5.4.3.6.; B3: 5.4.3.6.).

1215 Beschermingsgeleider(s) (PE) is (zijn) te voorzien in een doorsnede van minstens 4 mm² (aderisolatiekleur geel/groen) indien niet mechanisch beschermd of met een doorsnede van minstens 2,5 mm² (aderisolatiekleur geel/groen) onder buis (B1: 5.4.3.2.; B3: 5.4.3.2.).

1216 De continuïteit van de beschermingsgeleider(s) naar de aarde dient verzekerd te worden (B1: 5.4.3.5.; B3: 5.4.3.5.).

1218 Contactdo(o)s(zen): de aardingspen dient aangesloten te worden op de aarding van de installatie (B1: 5.3.5.2.).

1219 Het verbruikstoestel met geleidend omhulsel en enkel basisisolatie (klasse I) moet d.m.v. een beschermingsgeleider (PE- met geel/groene isolatiekleur) aangesloten worden op het aardingsnet (B1: 2.4.3.; 5.4.3.6.; B3: 2.4.3; 5.4.3.6.).

H. KLEURCODE EN LEIDINGEN

1081 Wij raden u aan de niet gebruikte leidingen te verwijderen.

1083 De niet-gebruikte leidingen verwijderen of aan de uiteinden isoleren.

1801 Vervang de geel/groene geïsoleerde geleider gebruikt als actieve geleider (B1/B2: 5.1.6.2.).

1802 Wanneer er een geleider met blauwe aderisolatie gebruikt wordt, moet die voor de "nulgeleider" gereserveerd worden indien deze aanwezig is in de kring (B1: 5.1.6.2.; B3: 5.1.6.2.).

1809 De leiding(en) is (zijn) te bevestigen met aangepaste bevestigingsmiddelen (B1: 5.2.2.; 5.2.9.5.; B3: 5.2.2.; 5.2.10.4.).

1810 De niet-gepantserde kabel(s) moeten mechanisch beschermd worden waar ze aan beschadiging of schokken blootgesteld zijn (doorgang van muren, plafonds, enz.) (B1: 5.2.1.5.; 5.2.9.5; B3: 5.2.1.1.; 5.2.10.4.; 7.1.6.9.).

1811 De kabels van het type XVB, VVB en/of C/VGVB moeten mechanisch beschermd worden op de aan beschadiging blootgestelde plaatsen tot op minimale hoogte van 10 cm boven het vloerniveau (B1: 5.2.1.5.; B3: 5.2.1.1.).

1813 De aanbevolen trajecten in de muren van de lokalen moeten in acht genomen worden bij het inbouwen van niet in buis geplaatste kabels van het type XVB- of VVB (B1: 5.2.9.10.; B3: 5.2.10.4.).

1815 De geleiders van het type VOB moeten in daarvoor bestemde buizen/kabelgoten geïnstalleerd worden (B1: 5.2.9.3.; B3: 5.2.10.4.).

1818 De elektrische leidingen op voldoende afstand van alle andere niet elektrische leidingen installeren (B1: 5.2.8.; B3: 5.2.9.2.).

1819 Het gebruik van contactstop(pen) (stekkers) is enkel toegelaten bij aansluiting van snoeren op de vaste installatie (B1: 5.2.6.2.; B3 5.2.6.2.).

I. TOESTELLEN

1091 Schakelaar, contactdoos of aftakdoos herschikken en/of opnieuw bevestigen.

1822 De verbindingen verwezenlijken in verbindings- of aftakdozen, aan de klemmen van schakelaars, contactdozen, in plafonddozen van verlichtingstoestellen (B1: 5.2.6.1.; B3: 5.2.6.1.).

1902 Indien de onderbreking van de stroombaan uitgevoerd wordt door een eenpolige schakelaar moet deze schakelaar de fase onderbreken en niet de nulgeleider (B1/B3: 5.3.5.4.).

1903 De schakelaar die een stopcontact met een nominale stroomsterkte groter dan 16 A bedient moet alle actieve geleiders onderbreken (B1: 5.3.5.4.; B3: 5.3.5.4.).

1904 De schakelaars en de contactdozen die in de wanden ingebouwd zijn, moeten in aangepaste inwerkdozen of blokken geplaatst zijn (B1: 5.3.5.2.; 5.3.5.4.; B3: 5.3.5.2.; 5.3.5.4.).

1906 Contactdozen, conform NBN C61-112, met kinderbeveiliging en aardingscontact plaatsen (B1: 1.4.2.3.; 4.2.2.3.; 5.3.5.2.; B3: 1.4.2.3.; 4.2.2.2.).

1907 Plaats de op een wand bevestigde contactdozen op een voldoende hoogte ten opzichte van het vloerniveau, met de as van uitsparing op een hoogte van minstens 25 cm in vochtige lokalen en 15 cm in droge lokalen (B1: 5.3.5.2.; B3: 5.3.5.2.).

1908 Het materiaal moet gekozen en geplaatst worden overeenkomstig de uitwendige invloeden (B1: 5.1.4.; B3: 5.1.4.).

1909 Gebruik materiaal met een beschermingsgraad die minstens IP4X (IPXX-D) is (B1: 5.1.4.; 4.2.2.3.; B3: 5.1.4.; 4.2.2.2.).

1911 De beschermingsgraad (IP) van het elektrisch materiaal dat in de badkamer geplaatst is, moet aangepast zijn aan het volume waarin dit geïnstalleerd is (B1: 5.1.4.; 7.1.3.).

1914 De toestellen zonder aardingsmogelijkheid en enkel basisisolatie zijn niet toegelaten voor gebruik in huishoudelijke en gelijkaardige installaties (klasse 0: B1: 2.4.3.; 4.2.4.3.; B3: 2.4.3.).

1915 De vast opgestelde elektrische verwarmingstoestellen zijn niet geïnstalleerd (B1: 6.4.6.4.).

1916 De gegevens van het toestel of de machine zijn onbeschikbaar of onvolledig; gelieve ons de nodige informatie te bezorgen teneinde veiligheidswaarborgen te onderzoeken (B1: 1.4.2.1.; 1.4.2.2.; 5.1.3.1.; B3: 1.4.2.1.; 1.4.2.2.; 5.1.3.1.).

1917 De trafo('s) is (zijn) niet van het type "veiligheidstrafo"; de installatie die aangesloten is aan de secundaire van de betrokken trafo(s) dient aldus uitgevoerd te worden volgens de voorschriften die van toepassing zijn voor laagspanningsinstallaties (B1/B3: 2.6.3.; 4.2.3.3.).

J. BRANDBEVEILIGING

1712 Een overstroombeveiliging aanbrengen in de secundaire kring van de transfo (B1: 4.4.1.1.; 4.4.4.1.; B3: 4.4.1.1.; 4.4.5.1.).

1921 De transformator(en) geplaatst in een omgevingstemperatuur die de toegelaten waarde overschrijdt dien(t)(en) verplaatst te worden of de afkoelingsvoorwaarden zijn te verbeteren (B1: 5.1.1.2.; 5.3.6.2.; B3: 5.1.1.2.; 5.3.6.1.).

1922 Het toestel in de nabijheid van brandbare materialen dient verplaatst te worden; brandgevaar (B1: 4.3.3.5.; B3: 4.3.3.5.).

1925 Toestellen zonder bodem moeten bevestigd worden op aangepaste montageplaten (schakelaar, contactdoos, verlichtingstoestel,...) (B1/B3: 4.3.3.5.; 5.3.4.2.; 5.3.5.2.).

Wat gebeurt er als overtredingen worden vastgesteld tijdens het eerste controlebezoek?

In het rapport dat Vinçotte u ter beschikking stelt, vindt u de lijst van overtredingen/non-conformiteiten die binnen een jaar moeten worden hersteld. Een controleur komt dan terug voor een tweede bezoek om te controleren of de aanpassingen zijn gemaakt.

Wat gebeurt er als de inbreuken er nog altijd zijn bij het tweede controlebezoek, dat wordt uitgevoerd binnen de termijn van één jaar?

Indien tijdens dat tweede onderzoek wordt vastgesteld dat er nog inbreuken overblijven, zijn wij wettelijk verplicht een kopie van het proces-verbaal te sturen naar de Administratie voor Energie die belast is met het hoog toezicht op de elektrische huishoudelijke installaties.

Wat zijn de verplichtingen van de eigenaar, beheerder of huurder in de huishoudelijke installatie?

De eigenaar, beheerder of mogelijk de huurder is verplicht:

  1. het te onderhouden of laten onderhouden;
  2. alle passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze voorschriften te allen tijde worden nageleefd;
  3. Onmiddellijk het Directoraat-generaal Energie - Afdeling Infrastructuur van de FOD Economie, MKB, Middenklasse en Energie op de hoogte brengen van elk ongeval dat iemand is overkomen en dat direct of indirect wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van elektrische installaties.

Waartoe dient het Vinçotte-keuringsverslag van de elektrische installatie?

Het verslag dat u na de keuring van uw elektrische installatie ontvangt, bepaalt of de elektrische installatie al dan niet overeenstemt met de regels die zijn voorgeschreven door het AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties). Hiermee kent u op heel concrete wijze de staat van uw elektrische installatie en kunt u de eventueel noodzakelijke aanpassingen uitvoeren. U verzekert uzelf en de bewoners van uw goed van een feilloze veiligheid.

Wat zijn de begrippen met betrekking tot de aarding van huishoudelijke installaties?

  • Aardelektrode: aardingslus op de bodem of aardingspen
  • Scheidingsapparatuur: scheidingsstrip en aardingsonderbreker
  • Vreemde geleidende delen: hoofdleidingen voor gas en water in het gebouw; de hoofdleidingen van de centrale verwarming en de klimaatregeling
  • Genaakbare en vaste metalen delen van de constructie van het gebouw: metalen hoofdonderdelen van alle aard.
  • Massa van toestellen van klasse I.
  • Hoofdaardingsklem: verbindingsklem van de aardgeleider(s), van de hoofdbeschermingsgeleider(s) en van de hoofdequipotentiaalgeleider(s).
  • Aardgeleider - doorsnede: min. 16 mm² Cu – geel/groen geïsoleerd.
  • Hoofdbeschermingsgeleider – aanbevolen doorsnede: min. 6 mm² Cu – geel/groen geïsoleerd.
  • Beschermingsgeleider – dezelfde doorsnede als de fasegeleider van de beschouwde stroombaan – geel/groen geïsoleerd.
  • Hoofdequipotentiaalverbinding – equipotentiaalgeleider met doorsnede van 6 mm² Cu – geel/groen geïsoleerd.
  • Bijkomende equipotentiaalverbinding – equipotentiaalgeleider met doorsnede van min.:
  • 2,5 mm² Cu wanneer de geleiders mechanisch beschermd zijn
  • 4 mm² Cu wanneer de geleiders niet mechanisch beschermd zijn.

Wat is het toepassingsgebied van artikel 276bis van het AREI?

Artikel 276bis is van toepassing op de verkoop van een wooneenheid:

  • met een oude elektrische installatie waaraan sedert 1 oktober 1981 geen belangrijke wijzigingen of aanzienlijke uitbreidingen zijn uitgevoerd;
  • met een oude elektrische installatie waaraan sedert 1 oktober 1981 belangrijke wijzigingen of aanzienlijke uitbreidingen zijn uitgevoerd maar waarvan het gedeelte dat dateert van vóór 1 oktober 1981 nog niet aan een controle werd onderworpen.

Voor de toepassing van het artikel 276bis worden niet als wooneenheid beschouwd:

  • kloosters;
  • ziekenhuizen;
  • gevangenissen;
  • rusthuizen;
  • internaten;
  • hotels;
  • onderwijsinstellingen.

Indien de wooneenheid deel uitmaakt van een mede-eigendom gelden de hierna vermelde bepalingen enkel wat de privégedeelten van de betreffende wooneenheid betreft. Deze bepalingen zijn evenmin van toepassing op garages, parkeergarages, bergplaatsen en andere ruimten die deel uitmaken van de wooneenheid maar waarvan de elektrische installatie wordt gevoed via een elektriciteitsmeter op naam van de mede-eigenaars of van de vereniging van mede-eigenaars.

Deze bepalingen zijn evenmin van toepassing op wooneenheden die het voorwerp uitmaken van een onteigening.

Wat zijn mijn plichten als verkoper?

Bij de verkoop van een wooneenheid is de verkoper verplicht:

  • een controle van de elektrische installatie te laten uitvoeren;
  • in de authentieke akte de datum van het controleverslag te doen vermelden, net als het feit dat dat verslag aan de koper werd overhandigd.

Indien het onmogelijk is de controle te laten uitvoeren bij een verkoop die door een gerechtelijke beslissing werd bevolen, is degene die de verkoop vordert verplicht in de authentieke akte of in het proces-verbaal van openbare toewijzing te laten vermelden dat de controle van de elektrische installatie niet is uitgevoerd. Hij moet er ook op wijzen dat het voor de koper belangrijk is die controle te laten uitvoeren.

Indien een controle werd uitgevoerd en het besluit negatief is, is de verkoper verplicht in de authentieke akte te doen vermelden dat de koper verplicht is zijn identiteit en de datum van de akte van verkoop schriftelijk mee te delen aan de erkende instelling die de controle van de elektrische installatie heeft uitgevoerd.

Wat zijn mijn plichten als koper?

In het geval van een controle met een negatief besluit moet de koper zijn identiteit en de datum van de akte van verkoop schriftelijk meedelen aan de erkende instelling die de controle van de elektrische installatie heeft uitgevoerd.

Na die melding heeft de koper de vrije keuze om een erkende instelling aan te stellen voor een nieuwe controle om na te gaan of na afloop van de termijn van 18 maanden, te rekenen vanaf de datum van de akte van verkoop, de inbreuken verholpen zijn. Indien de koper een andere erkende instelling aanstelt, licht die instelling de erkende instelling die het eerste controleverslag heeft opgesteld daarover in.

Wat gebeurt er als er bij de tweede controle nog steeds inbreuken zijn?

Indien tijdens die tweede controle wordt vastgesteld dat er nog steeds inbreuken zijn, zijn de voorschriften van artikel 274.02 van het AREI van toepassing, namelijk: De werken die nodig zijn om de tijdens het controlebezoek vastgestelde inbreuken te doen verdwijnen, moeten zonder vertraging worden uitgevoerd en alle gepaste maatregelen moeten worden genomen opdat, indien de installatie in dienst blijft, deze inbreuken geen gevaar vormen voor de personen of goederen.

Voor huishoudelijke elektrische installaties geldt bovendien het volgende:

  • de controle op het verhelpen van de inbreuken wordt uitgevoerd door dezelfde erkende instelling die de controle heeft uitgevoerd;
  • de Federale Overheidsdienst die Energie onder zijn bevoegdheid heeft, wordt binnen een termijn van één jaar door de erkende instelling die de controle heeft uitgevoerd, ingelicht over het bestaan van inbreuken ingeval geen gevolg wordt gegeven aan de vraag om de installatie in orde te brengen.

Enkele nuttige bepalingen

A.R.E.I. : Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties.
Wooneenheid : onder wooneenheid wordt verstaan een huis, een appartement, een lokaal of een geheel van lokalen dat als woning dient voor een of meerdere personen die in familieverband of als gemeenschap leven.
Huishoudelijke werkeenheid : onder huishoudelijke werkeenheid wordt verstaan het of de lokalen die niet tot de wooneenheid behoren en die voorbehouden zijn om er werken in uit te voeren die niet onder de toepassing vallen van artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming en die niet ingedeeld werden als gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen.
Residentieel geheel : onder residentieel geheel wordt verstaan een geheel van wooneenheden, eventueel van huishoudelijke werkeenheden die aan een of meerdere natuurlijke personen of rechtspersonen toebehoren, eventueel in mede-eigendom, en van gemeenschappelijke lokalen die in mede-eigendom toebehoren aan eigenaars van wooneenheden of huishoudelijke werkeenheden.
Gemeenschappelijke delen van een residentiële eenheid : lokalen van een residentiële eenheid die in mede-eigendom toebehoren aan de eigenaars van wooneenheden en eventueel van huishoudelijke werkeenheden.
Installatie-eenheid : deel van een elektrische installatie dat zich stroomafwaarts bevindt, hetzij van de meter, hetzij van de aftakschakelaar, hetzij van de algemene schakelaar.
Huishoudelijke elektrische installatie : onder huishoudelijke elektrische installatie wordt verstaan:

  1. hetzij een elektrische installatie, samengesteld uit een of meerdere installatie-eenheden:
    • die hetzij een wooneenheid, hetzij een huishoudelijke werkeenheid, hetzij de gemeenschappelijke delen van een residentiële eenheid voeden.
    • en die aan een en dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon of aan een geheel van mede-eigenaars toebehoren;
  2. hetzij een productiemiddel van elektrische energie en de elektrische installatie die een wooneenheid of huishoudelijke werkeenheid of nog de gemeenschappelijke delen van een residentieel geheel bedienen.

Proces-verbaal van overeenkomst van de elektrische installatie : proces-verbaal van het gelijkvormigheidsonderzoek van een elektrische installatie, opgesteld overeenkomstig de voorschriften van artikel 270 of 272 van het Algemeen Reglement op de elektrische installaties, voor de ingebruikname van de installatie.
Proces-verbaal van controle van de elektrische installatie : proces-verbaal van het controlebezoek van een elektrische installatie, opgesteld overeenkomstig de voorschriften van artikel 271 of 272 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties.

Welke afwijkende bepalingen zijn voor de controlebezoeken van toepassing op de huishoudelijke elektrische installaties waarvan de uitvoering is aangevat na 1 oktober 1981? (art. 271bis van het AREI)

Het is toegelaten (uitsluitend voor controlebezoeken, niet voor nieuwe installaties):

  1. Keuze van de automatische differentieelstroominrichtingen
    • de automatische differentieelstroominrichtingen van het type AC in dienst te laten voor installaties waarvan de uitvoering ter plaatse is aangevangen vóór 1 januari 1987;
    • de automatische differentieelstroominrichtingen met een nominale stroomsterkte kleiner dan 40 A in dienst te laten voor installaties waarvan de uitvoering ter plaatse is aangevangen vóór 16 september 1991;
    • de automatische differentieelstroominrichtingen met een nominale stroomsterkte ? 40 A die niet de specifieke markering “3000 A, 22,5 kA2s” dragen in dienst te laten voor installaties waarvan de uitvoering ter plaatse is aangevangen vóór 7 mei 2000 of die conform de NBN 819 zijn.
  2. Keuze van de beschermingsinrichtingen tegen overstroom
    • beschermingsinrichtingen tegen overstroom met een minimaal schakelvermogen van 1500 A en smeltveiligheden met een minimaal onderbrekingsvermogen van 1500 A in dienst te laten voor installaties waarvan de uitvoering ter plaatse is aangevangen vóór 27 september 1988.
  3. Keuze van de elektrische leidingen
    • stroombanen die slechts 2 actieve geleiders omvatten met een doorsnede van 2,5 mm2 in dienst te laten voor de voeding van een wasmachine op voorwaarde dat deze doorsnede aangepast is aan het vermogen van het toestel;
    • een elektrisch fornuis te voeden met tweemaal twee actieve geleiders in parallel van 4 mm2 en een beschermingsgeleider van 4 mm2 om aan de verplichting van twee actieve geleiders van minimaal 6 mm2 voor de voeding ervan te voldoen;
    • in badkamers geplaatste kabels met een metalen pantsering zoals van het type VFVB in dienst te laten voor installaties waarvan de uitvoering ter plaatse is aangevangen vóór 22 juli 1986.
  4. Contactdozen
    • per stroombaan meer dan acht enkelvoudige of meervoudige contactdozen in dienst te laten op voorwaarde dat het vermogen van de aangesloten vaste en vast opgestelde toestellen het transporteerbaar vermogen in de stroombaan niet overtreft.
  5. Schakelaars
    • enkelpolige schakelaars in badkamers in dienst te laten.
  6. Proces-verbaal van overeenstemming
    • de afwezigheid van het proces-verbaal van overeenstemming van de elektrische installatie in het elektrisch dossier toe te laten bij de eerste periodieke controle.

Welke afwijkende bepalingen zijn van toepassing op de bestaande gedeelten van oude elektrische huishoudelijke installaties die dateren van vóór het verschijnen van het AREI (< 01/10/1981)? (art. 278 van het AREI)

Het is toegelaten (uitsluitend voor de elektrische installaties die dateren van vóór 01/10/1981): (15 afwijkingen)

  1. Naleving van de normen
    • elektrisch materiaal, waaronder met name de aftakdozen en leidingen, dat is gebouwd overeenkomstig de regels van goed vakmanschap die van kracht waren op het ogenblik van de installatie, in dienst te laten;
  2. Keuze van automatische differentieelstroominrichting
    • de differentieelstroominrichting van het type “AC” en/of met een nominale stroomsterkte kleiner dan 40 A in dienst te laten;
  3. Verzegeling van de differentieelstroominrichting
    • de automatische differentieelstroominrichting niet te verzegelen indien die daarvoor niet voorzien is;
  4. Normalisering van de beschermingsinrichtingen tegen overstroom
    • de smeltveiligheden met schroefbasis, type D met kalibreerringen, de pensmeltveiligheden en de kleine automatische schakelaars met pennen die conform de norm NBN 481 waren, in dienst te laten;
  5. Keuze van de elektrische leidingen
    • de elektrische leidingen in dienst te laten waarvan de geïsoleerde geleiders een doorsnede hebben die kleiner is dan 2,5 mm2 maar ten minste gelijk is aan 1 mm2. De geleiders van 1 mm2 moeten beschermd zijn tegen overbelasting, hetzij door smeltzekeringen met een nominale intensiteit die ten hoogste gelijk is aan 6 A, hetzij door automatische schakelaars van ten hoogste maat 12 of met een nominale stroom van ten hoogste 10 A;
  6. Kleurcode van de geleiders van kabels en van geïsoleerde geleiders
    de volgende elementen in dienst te laten:
    • een beschermings-, aard- of equipotentiaalgeleider die niet gemerkt is door de groen-gele kleurcombinatie;
    • actieve geleiders of beschermingsgeleiders met groene of gele kleur.
    Het gebruik als actieve geleider van een geleider die is gemerkt door de groen-gele kleurcombinatie zoals bepaald door de norm, is verboden;
  7. Nabijheid van niet-elektrische leidingen
    • in de nabijheid van niet-elektrische leidingen, elektrische leidingen in dienst te laten die er geen 3 cm van verwijderd zouden zijn;
  8. Aardgeleider
    • een koperen aardgeleider in dienst te laten waarvan de doorsnede ten minste gelijk is aan 6 mm2;
  9. Beschermingsgeleider
    • elektrische leidingen in dienst te laten die geen beschermingsgeleider bevatten op voorwaarde dat zij niet bedoeld zijn om een vast of beweegbaar toestel van klasse I te voeden;
    • een beschermingsgeleider in dienst te laten die zich buiten de leiding bevindt;
    • de beschermingsgeleider te installeren buiten de elektrische leidingen, daar waar het niet mogelijk is deze beschermingsgeleider in de bestaande buizen te trekken;
  10. Equipotentiaalverbindingen
    • dat de hoofdequipotentiaalverbinding ontbreekt;
  11. Contactdozen
    de contactdozen in dienst te laten die:
    • hetzij geen aardcontact hebben aangezien de elektrische leiding geen beschermingsgeleider heeft;
    • hetzij niet van een kinderveilige model zijn;
    • per stroombaan, meer dan 8 enkelvormige contactdozen in dienst te laten.
    • Het is verboden de aanwezigheid te dulden van een contactdoos met aardcontact indien dit laatste geen daadwerkelijke galvanische verbinding vormt met de aardverbinding van de installatie;
  12. Plaatsing van de contactdozen
    • contactdozen in dienst te laten op wanden van lokalen waar geen vochtgevaar bestaat (AD1) en die niet zodanig geplaatst zijn dat de as van hun contacthulzen zich ten minste 15 cm boven de afgewerkte vloer bevindt;
  13. Verlichtingsstroombaan
    • over slechts één enkele verlichtingsstroombaan per elektrische installatie te beschikken;
  14. Bescherming van wasruimten, badkamers, stortbadkamers en van wasmachines
    • het materiaal en de toestellen die zijn toegelaten in wasruimten, stortbad- en badkamers evenals de inrichtingen voor de aansluiting van wasmachines of vaatwasmachines niet te beschermen met een afzonderlijke automatische differentieelstroominrichting met een grote of zeer grote gevoeligheid (? 30 mA), op voorwaarde dat, in het geval van de bad- en stortbadkamers, de afstand van 0,60 m die gebruikt wordt om het volume 2 (beschermingsvolume) van de badkuipen of stortbadkuipen te bepalen, op 1 m wordt gebracht;
    • eenpolige schakelaars in dienst te laten die geplaatst zijn in de voedingsstroombaan van een verlichtingstoestel;
  15. Bescherming in wasruimten, badkamers en stortbadkamers
    • elektrische leidingen in dienst te laten die niet voldoen aan de voorschriften van artikel 86.10 van het AREI;
    • niet te beschikken over de bijkomende equipotentiaalverbinding;
    • in de vloer verzonken verwarmingsweerstanden in dienst te houden die niet zouden voldoen aan de voorschriften die erop betrekking hebben of de voorschriften betreffende hun installatie aangezien zij namelijk niet kunnen worden verbonden met de bijkomende equipotentiaalverbinding waarvan sprake bij het vorige streepje, op voorwaarde dat de afstand van 0,60 m. die dient om het volume 2 (beschermingsvolume) van de badkuipen of stortbadkuipen te bepalen, op 1 m wordt gebracht.

Waaruit bestaat het gelijkvormigheidsonderzoek van mijn fotovoltaïsche installatie vóór ingebruikname door een erkende instelling?

De controle bevat :

  • het nakijken van het administratief dossier van de installatie
  • een visueel onderzoek van de installatie
  • metingen en beproevingen op de elektrische installatie

Wat moet mijn administratief dossier bevatten voor het gelijkvormigheidsonderzoek vóór ingebruikname?

Het administratief dossier moet de volgende elementen bevatten:

  • Eendraadsschema van de installatie (met ondermeer de meters, de eventuele batterijen en alle elektrische productiebronnen, …);
  • Situatieschema van de elektrische installatie (een beschrijving eventueel aangevuld met foto’s kan worden aanvaard);
  • Referenties en technische kenmerken van de installatie (merk, model, vermogen, …).

De volgende elementen moeten minstens ter plaatse beschikbaar zijn of aan het dossier worden toegevoegd:

  • Gebruiksaanwijzing van de installatie (werking, onderhoud);
  • De veiligheidsvoorschriften met betrekking tot de interventie op de installatie en tot haar gebruik.

Ik heb een oude installatie van vóór 1 oktober 1981. Wat moet ik doen en val ik onder de verplichting tot herkeuring van installaties door een erkende instelling?

Voor de installaties waarvan de uitvoering werd aangevat vóór 1 oktober 1981 en in de mate dat uw installatie geen belangrijke wijzigingen of aanzienlijk uitbreidingen heeft ondergaan, voorziet de reglementering niet in periodieke controles. Er wordt u evenwel aangeraden om de elementaire veiligheidsprincipes in acht te nemen en uw installatie te voorzien van een aantal veiligheidsinrichtingen. In geval van twijfel laat u uw installatie best nakijken door een erkende instelling.

Welke soort leiding mag ik gebruiken als verbinding tussen mijn elektriciteitsmeter en mijn verdeelkast?

In het algemeen plaatst men een leiding die 4 actieve geleiders bevat, zoals bijvoorbeeld:

  • een XVB-kabel (VVB)
  • een EXVB-kabel, alleen geplaatst
  • VOB-geleiders in niet vlamverspreidende buizen uit thermoplastisch materiaal of in PVC-buizen,
  • ...

Vermijd kabels met een metalen bewapening zoals EVAVB, XFVB (VFVB). Er dient eveneens rekening te worden gehouden met de eventuele bijzondere uitwendige invloeden zoals bijvoorbeeld voedingskabels die aan mechanische invloeden worden blootgesteld, enz.

Noot : gelieve voor de voeding van uw meter rekening te houden met de eventuele bijzondere voorschriften van de netbeheerder (Synergrid, Infrax, Eandis, Sibelga, ORES,…).
Zij leggen bijvoorbeeld specifieke voorschriften op voor de elektrische aansluiting van uw installatie (kabeltype, plaatsingwijze, plaats van de meter, enz.).

Mag men alle verlichtingsstroombanen op een enkele automaat (stroombaan) aansluiten?

Neen, er zijn ten minste twee afzonderlijke stroombanen nodig, d.w.z., twee automaten of smeltzekeringen die deze 2 verlichtingsstroombanen beschermen (art. 86.06 van het AREI).

Op welke minimumhoogte mogen op de wand bevestigde contactdozen geplaatst worden?

De as van hun contacthulzen (openingen) bevindt zich op een afstand boven het afgewerkte grondoppervlak van:

  • In droge lokalen zonder risico op vocht (AD1) : ? 15 cm;
  • In lokalen met vochtrisico (AD2 tot AD8) : ? 25 cm.

Voorbeelden van lokalen AD1 : kamers, woonkamers, kantoren, …
Voorbeelden van lokalen AD2-AD8 : kelders, vuilnislokalen, waskamers,…

Als men de gemengde stroomkring beschermt met een automaat van 16A, mag men in de stroomkring dan overgaan van een leiding van 2,5 mm² naar een van 1,5 mm² ?

Neen (art. 198 van het AREI); de leidingen van een gemengde stroomkring moeten in minimaal 2,5 mm² gemaakt worden.

Is een algemene differentieelstroominrichting in mijn elektrische installatie vereist?

Ja, in alle gevallen.

Er moet ten minste een automatische differentieelstroominrichting van type A met een aanspreekstroom van ten hoogste 300 mA in het begin van de installatie geplaatst worden. Onder « ten minste » moet worden verstaan dat men verschillende differentieelstroominrichtingen van ten hoogste 300 mA in het begin van de installatie kan plaatsen om een horizontale selectiviteit te waarborgen.
De nominale stroom dient minimaal 40 A te zijn.

Gepaste maatregelen moeten de ongenaakbaarheid van de (uitgangs- en) ingangsklemmen van het beveiligingstoestel waarborgen.

Een verzegeling door de inspecteur van de keuringsinstelling waarborgt het blijvend karakter van deze ongenaakbaarheid.

Welke stroombanen moeten stroomafwaarts van de differentieelstroominrichting van 30 mA worden geplaatst?

  1. De voedingskringen van stortbadkamers en badkamers:
    • de vast opgestelde gebruikstoestellen,
    • de stuur- en regeltoestellen,
    • de contactdozen.

    De laagspanningscontactdozen in volume 2 (behalve contactdozen die worden gevoed door een individuele beschermingstransformator met een vermogen van maximaal 100 W) moeten door een automatische differentieelstroominrichting van 10 mA beschermd worden.

  2. De voedingskringen van de inrichtingen voor het aansluiten van wasmachines, droogkasten en vaatwasmachines.

Deze differentieelstroominrichting(en) moet(en) buiten de badkamer zijn opgesteld. Deze differentieelstroominrichting(en) mag (mogen) niet de algemene automatische differentieelstroominrichting zijn die in het begin van de installatie is aangebracht. Ze moeten stroomafwaarts van de algemene automatische differentieelstroominrichting geplaatst worden.

Wanneer moet men zijn huishoudelijke elektrische installatie laten controleren?

  1. Vóór de ingebruikname van de installatie, zelfs als ze wordt gevoed via een privé-installatie (b.v. fotovoltaïsche panelen) (art. 270 van het AREI).
  2. Bij belangrijke wijziging of aanzienlijke uitbreiding van de bestaande installatie. In een huishoudelijke installatie is het installeren van ten minste een nieuwe kring vanaf het verdeelbord een belangrijke wijziging of uitbreiding. Dit gelijkvormigheidsonderzoek is beperkt tot het bijgevoegde of gewijzigde gedeelte van de installatie (art. 270 van het AREI).
  3. Vóór elke verzwaring van de aansluiting op het openbaar verdeelnet van een oude elektrische installatie (die dateert van vóór 1 oktober 1981) van een wooneenheid die niet werd onderworpen aan een gelijkvormigheidsonderzoek vóór de ingebruikname (art. 276 van het AREI).
  4. Bij de verkoop van een wooneenheid (art. 276bis van het AREI).
  5. Een periodieke controle moet uiterlijk om de 25 jaar uitgevoerd worden voor elke huishoudelijke laagspanningsinstallatie die onderworpen is aan het AREI, zelfs ze wordt gevoed via een privé-installatie (art. 271 van het AREI).
  6. De regionale regeringen bepalen de elementaire verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting van de woningen.
    De minimale veiligheidsverplichting inzake elektriciteit van de woning is gebaseerd op de overeenstemming van de elektrische installaties met het A.R.E.I. en de goedkeuring door een erkende instelling, als een dergelijke goedkeuring door de geldende reglementering wordt vereist.
  7. De woningen die verhuurd worden, moeten aan vereisten inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid voldoen. De elektrische installatie van die woningen moet voldoen aan de geldende reglementering en mag bij normaal gebruik geen risico inhouden. De veiligste manier om zich daarvan te verzekeren, is zijn elektrische installatie door een erkende instelling te laten controleren.

Wat moet ik voorbereiden voor de controle?

Ter beschikking stellen van de erkende instelling:

  • De schema’s van de elektrische installatie in drie exemplaren, gedateerd en ondertekend (eendraadsschema en situatieschema) (zie FAQ 7.1) ;
  • De EAN-code ter identificatie van de aansluiting van de elektrische installatie. U kunt die op uw factuur vinden.

De kenmerken van de installatie (nominale spanning, nominale stroom) kunnen geven. Kunnen aanwijzen waar de aardingsonderbreker zich bevindt. Zorgen dat alle lokalen, energiemeters, elektrisch materiaal (stopcontacten, schakelaars, enz.) en schakelborden toegankelijk zijn.

Wanneer moet de installatie ten laatste opnieuw gecontroleerd worden als het gelijkvormigheidsonderzoek (onderzoek na de verwezenlijking van de installatie) bijvoorbeeld heeft plaatsgehad op 4 november 1985?

De controle moet uiterlijk plaatsvinden vóór het verstrijken van de termijn van 25 jaar, te tellen vanaf de laatste positieve controle van de installatie. Dus in het voorbeeld dient de periodieke controle uiterlijk vóór 4 november 2010 te worden uitgevoerd. Aarzel niet om bij twijfel over de veiligheid van uw installatie een beroep te doen op onze diensten.

Wat gebeurt er als mijn elektrische installatie in overtreding ten opzichte van de voorschriften van het AREI is bij het gelijkvormigheidsonderzoek of bij het controlebezoek?

01. Gelijkvormigheidsonderzoek
Geen enkele elektrische installatie of deel ervan waarvoor inbreuken ten opzichte van dit reglement worden vastgesteld tijdens het gelijkvormigheidsonderzoek mag in gebruik worden genomen.

02. Controlebezoek
De werken die nodig om de tijdens het controlebezoek vastgestelde inbreuken te doen verdwijnen, moeten zonder vertraging worden uitgevoerd en alle gepaste maatregelen moeten worden genomen opdat, indien de installatie in dienst blijft, deze inbreuken geen gevaar vormen voor personen of goederen.
Voor huishoudelijke elektrische installaties geldt bovendien het volgende:

  • De controle op het verhelpen van de inbreuken wordt verricht door dezelfde erkende instelling die het controlebezoek heeft uitgevoerd;
  • De Federale Overheidsdienst die Energie onder zijn bevoegdheid heeft, wordt binnen een termijn van één jaar door de erkende instelling die het controlebezoek heeft uitgevoerd, ingelicht over het bestaan van inbreuken ingeval geen gevolg wordt gegeven aan de vraag om de installatie in orde te brengen.

Op welke elektrische laagspanningsinstallaties heeft artikel 276 van het AREI betrekking?

Iedere oude elektrische installatie van een wooneenheid die niet werd onderworpen aan een gelijkvormigheidsonderzoek en waarvoor een verzwaring van aansluiting op het openbaar verdeelnet wordt gevraagd.

In principe alle huishoudelijke elektrische installaties die dateren van vóór de de publicatie van het AREI, dat wil zeggen van vóór 01/10/1981.

Normaal gezien zou elke huishoudelijke elektrische installatie van na 01/10/1981 (nieuwe installatie, belangrijke wijziging of aanzienlijke uitbreiding van de installatie), zelfs degene die worden gevoed via een privé-installatie, vóór de ingebruikname van de installatie aan een gelijkvormigheidsonderzoek moeten worden onderworpen volgens de voorschriften van het AREI.

Waaruit bestaat de elektrische laagspanningscontrole in geval van verzwaring?

De oude elektrische installatie moet worden onderworpen aan een controlebezoek dat wordt uitgevoerd door een erkende instelling teneinde de gelijkvormigheid ervan met de voorschriften van het AREI vast te stellen, rekening houdend met eventuele afwijkingen.

Wat moet men aan de bijkomende equipotentiaalverbinding aansluiten in een badkamer ? Hoe moet men het uitvoeren?

Een bijkomende equipotentiaalverbinding verbindt:

  • Alle vreemde geleidende delen en de massa's van het elektrisch materiaal in de volumes 0, 1, 1bis, 2 en 3, met uitzondering van de massa's van het elektrisch materiaal op zeer lage veiligheidsspanning ;
  • Alle metalen delen die gelijktijdig genaakbaar zijn, zowel de massa's van vaste elektrische machines en toestellen als vreemde geleidende delen;
  • De beschermingsgeleiders van alle elektrische machines en toestellen met inbegrip van degene die worden gevoed via stopcontacten.

De bijkomende equipotentiaalverbinding mag verwezenlijkt worden hetzij met geleidende delen zoals metalen gebinten, hetzij met bijkomende geleiders, hetzij met een combinatie van beide. De geleiders moeten geel/groen geïsoleerd worden en ze moeten een minimumdoorsnede hebben van 2,5 mm² als ze mechanisch beschermd zijn (in buis) of van 4 mm² als ze niet mechanisch beschermd zijn.

Gelieve onze brochure "Huishoudelijke elektrische installaties" te raadplegen.

Moeten de metalen radiatoren van een badkamer die met de verwarmingsketel verbonden zijn door kunststofleidingen worden verbonden met de bijkomende equipotentaalverbinding?

Neen.
Het water in de metalen radiatoren die met kunststofbuizen verbonden zijn met de verwarmingsketel kan een zekere geleidbaarheid vertonen. Op basis van deze hypothese zouden de metalen radiatoren moeten worden beschouwd als vreemde geleidende delen en onder deze omstandigheden zou een dergelijke radiator die zich in de badkamer bevindt dan ook moeten worden verbonden met de bijkomende equipotentiaalverbinding, zoals opgelegd door artikel 86.10.k van het AREI.
Wanneer een radiator van een centrale-verwarmingsinstallatie verbonden is met isolerende leidingen is de verbinding met de bijkomende equipotentiaalverbinding dus niet verplicht.

Als een schakelaar in een voedingskring van elektrisch materiaal geplaatst wordt dat zich in een badkamer bevindt, dient hij dan nog van het meerpolige type te zijn?

Neen.
Het AREI verplicht de meerpolige onderbreking niet meer.

Het AREI verplicht de meerpolige onderbreking ook niet voor buitenverlichting of verlichting van kelders.

Wat zijn de verschillende volumes in bad- en stortbadkamers en welke zijn de kenmerken van het toegelaten elektrisch materiaal?

Gelieve onze brochure "Huishoudelijke elektrische installaties" te raadplegen.

Zijn eendraads- en situatieschema’s verplicht voor elke huishoudelijke elektrische installatie?

Voor elke huishoudelijke elektrische installatie die werd uitgevoerd na 01/10/1981 zijn eendraads- en situatieschema’s verplicht en ze maken wezenlijk deel uit van het gelijkvormigheidsonderzoek en/of van het controlebezoek.

Bij de controle van een oude elektrische installatie die dateert van vóór 01/10/1981:

  • Wat het eendraadsschema betreft:

    wordt gevraagd om ten minste te beschikken over een vereenvoudigd schema dat minimaal de volgende elementen omvat:

    • adres van de installatie;
    • de nominale spanning van de installatie;
    • de doorsnede van de voedingskabel van het hoofdbord;
    • het type en de doorsnede van de verschillende vertrekken;
    • de automatische differentieelstroomschakelaar(s) met zijn (hun) karakteristieken;
    • de karakteristieken van de beveiligingsinrichtingen.
  • Wat het situatieschema betreft:

    Het moet minimaal de stopcontacten, de schakelaars, de verschillende lichtpunten en de vaste gebruikstoestellen omvatten. De overeenstemming met het eendraadsschema wordt niet vastgesteld, en het is niet noodzakelijk voorzien van markeringen. Hou er rekening mee dat in het kader van de verkoop van een wooneenheid, als de eendraads- en situatieschema’s niet bij de controle aanwezig zijn, de agent-inspecteur van de erkende instelling deze moet tekenen, ten laste van de aanvrager.

    In geval van een wijziging die niet als belangrijk kan worden beschouwd of van een uitbreiding die niet aanzienlijk is, is het opstellen van een nieuw eendraadsschema niet verplicht; een bondige beschrijving van de wijziging of de uitbreiding volstaat. Deze beschrijving, met vermelding van de naam, de hoedanigheid en het adres van degene of degenen die verantwoordelijk is/zijn voor de uitvoering van het werk, moet door hen gedateerd en ondertekend worden.

    Elke wijziging of uitbreiding van een huishoudelijke elektrische installatie moet aangebracht worden op het situatieschema van de elektrische installatie. Dat schema moet op ieder ogenblik de bestaande toestand van de elektrische installatie weergeven.

Wat gebeurt er als de koper het gebouw gaat afbreken of de bestaande elektrische installatie volledig gaat renoveren?

Bij afbraak van het gebouw of bij volledige renovatie van de elektrische installatie zijn de bepalingen van artikel 270 van toepassing; dat wil zeggen dat de nieuwe elektrische installatie vóór de ingebruikname van de installatie aan een gelijkvormigheidsonderzoek door een erkende instelling wordt onderworpen volgens de voorschriften van het AREI

Moet ik eendraads- en situatieschema’s voorzien van de elektrische installatie van mijn woning die ik verkoop?

Wat het eendraadsschema betreft:
wordt gevraagd ten minste te beschikken over een vereenvoudigd schema dat minimaal de volgende elementen omvat:

  • adres van de installatie;
  • de nominale spanning van de installatie;
  • de doorsnede van de voedingskabel van het hoofdbord;
  • het type en de doorsnede van de verschillende vertrekken;
  • de automatische differentieelstroomschakelaar(s) met zijn (hun) karakteristieken;
  • de karakteristieken van de beveiligingsinrichtingen.

Ingeval dit document niet ter beschikking van de agent-inspecteur kan worden gesteld, zal die een summiere beschrijving van de verschillende borden opmaken. Deze beschrijving of het schema maakt wezenlijk deel uit van het verslag en dient minimaal de elementen te omvatten die worden vermeld in de vorige paragraaf.

Wat het situatieschema betreft:
het dient minimaal de stopcontacten, de schakelaars, de verschillende lichtpunten en de vaste gebruikstoestellen te omvatten.

De overeenstemming met het eendraadsschema wordt niet vastgesteld, en het is niet noodzakelijk voorzien van markeringen.

Ingeval dit document niet ter beschikking kan worden gesteld, zal de agent-inspecteur op een duidelijke manier een summiere schets aken met de losse hand. Als die documenten bij de controle niet aan onze agent worden gegeven, zal hij ze moeten opstellen, ten laste van de aanvrager.

Wat is het doel van het controlebezoek?

Het controlebezoek heeft tot doel de gelijkvormigheid van de elektrische installatie met de voorschriften van het AREI vast te stellen, rekening houdend met eventuele afwijkingen (zie FAQ 13.1 en FAQ 13.2).

Wat moet het dossier van de huishoudelijke elektrische installatie bevatten?

Het dossier van een huishoudelijke elektrische installatie moet in tweevoud opgemaakt worden. Een exemplaar moet in het bezit zijn van de eigenaar of de beheerder van de elektrische installatie; het andere moet bewaard worden door de eventuele huurder.

Het dossier van de huishoudelijke elektrische installatie moet het volgende bevatten:

  1. het(de) eendraadsschema('s) van de elektrische installatie;
  2. het(de) situatieschema('s) van de elektrische installatie;
  3. het of de proces(sen)-verbaal van overeenstemming van de elektrische installatie;
  4. eventueel het of de proces(sen)-verbaal van controle van de elektrische installatie;
  5. eventueel de documenten die bevestigen dat het elektrisch materiaal de veiligheidswaarborgen biedt die bepaalde elektrische machines, toestellen en leidingen moeten bieden;
  6. eventueel dezelfde documenten als onder 1., 2., 3. en 5. indien een belangrijke wijziging
  7. eventueel de bondige beschrijving(en) van elke wijziging die niet als belangrijk kan worden beschouwd, of elke uitbreiding die niet aanzienlijk is en die zou zijn uitgevoerd aan de elektrische installatie.

Hoe lang is een keuringsverslag voor huishoudelijke elektrische installaties geldig?

Een keuringsverslag met een positief besluit is 25 jaar geldig op voorwaarde dat de elektrische installatie niet wordt gewijzigd of uitgebreid.

Wat moet men op het eendraadsschema vinden voor elke nieuwe huishoudelijke elektrische installatie (uitgevoerd na 01/10/1981) of voor elke belangrijke wijziging of aanzienlijke uitbreiding van een bestaande huishoudelijke elektrische installatie?

  • De naam, de hoedanigheid, het BTW-nummer of, bij ontstentenis daarvan, het nummer, de datum en gemeente van uitreiking van de identiteitskaart van de persoon of personen die de installatie heeft/hebben uitgevoerd.
  • Het adres van de plaats waar deze elektrische installatie is verwezenlijkt.
  • Deze perso(o)n(en) evenals de inspecteur van de erkende instelling en de eigenaar van de elektrische installatie moeten het eendraadsschema dateren en ondertekenen.
  • De symbolen die moeten worden gebruikt om het eendraadsschema van een huishoudelijke elektrische installatie op te stellen, worden gegeven in bijlage I van het ministerieel besluit van 27 juli 1981 (BS.1981-09-22). (Gelieve onze brochure "Huishoudelijke elektrische installaties" te raadplegen).
  • Het eendraadsschema van een elektrische installatie is de schematische voorstelling van een vaste elektrische installatie, die geen rekening houdt met de plaats van het elektrisch materiaal maar die, met behulp van symbolen, de samenstelling van iedere elementaire stroombaan geeft, evenals hun onderlinge verbinding om de elektrische installatie te vormen. Op dit schema wordt het volgende vermeld: de leidingtypes, de doorsnede en het aantal geleiders van deze leidingen, de plaatsingswijze, het type en de kenmerken van de automatische differentieelschakelaars en van de beveiligingsinrichtingen tegen overstroom, de schakelaars, de verbindingsdozen, de aftakdozen, de contactdozen, de lichtpunten en de vaste gebruikstoestellen.

Hoe lang bewaart de erkende controle-instelling het controleverslag?

Een kopie van het controleverslag en de bijhorende bijlagen worden gedurende 5 jaar door de erkende controle-instelling bewaard.

Wat moet men op het situatieschema vinden voor elke nieuwe huishoudelijke elektrische installatie (uitgevoerd na 01/10/1981) of voor elke belangrijke wijziging of aanzienlijke uitbreiding van een bestaande huishoudelijke elektrische installatie?

  • De naam, de hoedanigheid, het BTW-nummer of, bij ontstentenis daarvan, het nummer, de datum en gemeente van uitreiking van de identiteitskaart van de persoon of personen die de installatie heeft/hebben uitgevoerd.
  • Het adres van de plaats waar deze elektrische installatie is verwezenlijkt.
  • Deze perso(o)n(en) evenals de inspecteur van de erkende instelling en de eigenaar van de elektrische installatie moeten het situatieschema dateren en ondertekenen.
  • Bij de oorspronkelijke aanleg van een huishoudelijke elektrische installatie moet een situatieschema van deze elektrische installatie opgesteld worden.
  • De symbolen die moeten worden gebruikt om het elektrisch materiaal dat wordt vermeld op het eendraadsschema, voor te stellen op het situatieschema van de elektrische installatie zijn opgenomen in bijlage 1 van het ministerieel besluit van 27 juli 1981 (BS.1981-09-22).
    Een voorbeeld van de te gebruiken symbolen vindt u hier.

Elk lichtpunt en elke contactdoos moet gekenmerkt worden door de letter die werd toegekend aan de elementaire stroombaan waartoe het onderdeel behoort, gevolgd door het nummer dat aan die onderdelen toegekend werd op het eendraadsschema van de elektrische installatie Elke schakelaar moet gekenmerkt worden door de letter van de stroombaan waarvan hij deel uitmaakt, gevolgd door het nummer van het lichtpunt of het toestel dat hij bedient.

  • Het situatieschema van de onderdelen van een elektrische installatie is het plan dat door middel van symbolen de plaats aangeeft van de borden, verbindingsdozen, aftakdozen, wandcontactdozen, lichtpunten, schakelaars en gebruikstoestellen die op het eendraadsschema voorkomen.

Hoeveel exemplaren van de eendraads- en situatieschema’s heb ik nodig voor de elektrische controle van mijn installatie?

Er zijn ten minste 3 exemplaren van elk nodig, namelijk:

  • een exemplaar voor de eigenaar van de elektrische installatie;
  • een exemplaar voor de verantwoordelijke voor de werken;
  • een exemplaar voor de erkende instelling.

Wie mag een elektrische installatie keuren?

De aanvrager moet de keuring laten uitvoeren door een erkende controle-instelling.

Wat staat vermeld in het keuringsverslag?

In het keuringsverslag wordt vermeld of de elektrische installatie al dan niet voldoet aan de geldende reglementering. Is dat niet het geval, dan worden onder de hoofding ‘inbreuken’ alle tekortkomingen geformuleerd. Bemerkingen die geen rechtstreeks gevaar opleveren, worden onder ‘opmerkingen’ opgesomd.

Verder wordt ook de datum vermeld waarop de elektrische installatie, in geval van een negatief besluit, opnieuw gecontroleerd moet worden.

Wat moet er gebeuren bij een negatief verslag?

Wanneer er ‘inbreuken’ worden vastgesteld, moeten die zo snel mogelijk worden opgelost door de nodige werken uit te voeren. Wanneer de elektrische installatie niet wordt vervangen, moeten alle gepaste maatregelen worden uitgevoerd zodat er geen gevaar is voor personen en goederen.

Zo’n installatie moet bij de verkoop van een woning waarvan de elektrische installatie of een deel ervan dateert van voor 1 oktober 1981, binnen de 18 maanden na het verlijden van de akte van verkoop opnieuw worden gecontroleerd.

Bij andere keuringsbezoeken dan bij een verkoop van zo’n installatie moet de herkeuring binnen de 12 maanden worden uitgevoerd.

Is een keuring verplicht in Vlaanderen, Brussel en Wallonië?

Ja, de keuring is verplicht in de drie gewesten. Het AREI is een federale reglementering.

Voor welke panden is een keuringsverslag verplicht?

Een keuringsverslag is verplicht bij de verkoop van een wooneenheid

  • met een oude elektrische installatie waaraan sinds 1 oktober 1981 geen belangrijke wijzigingen of aanzienlijke uitbreidingen zijn uitgevoerd,
  • met een oude elektrische installatie waaraan sinds 1 oktober 1981 belangrijke wijzigingen of aanzienlijke uitbreidingen zijn aangebracht maar waarvan het gedeelte dat dateert van vóór 1 oktober 1981 nog niet aan een keuring werd onderworpen.

NB: Er wordt van uitgegaan dat de wijzigingen of uitbreidingen die na 1 oktober 1981 aan de elektrische installatie werden uitgevoerd al werden gekeurd door een erkende controle-instelling en dat er bijgevolg een keuringsverslag aanwezig is.

Een wooneenheid is een pand met een leefruimte, een toilet, een douche/bad, een keuken of kitchenette, … Onder het begrip wooneenheid vallen huizen, appartementen, sociale woningen, studio’s, studentenkamers vakantiewoningen.

Alleen bij de verkoop van een wooneenheid is een keuring van de elektrische installatie verplicht. Bij andere overdrachten, zoals de inbreng in een vennootschap of in het gemeenschappelijk vermogen na een huwelijksovereenkomst en schenkingen, is de keuring niet verplicht.

Het keuringsverslag is niet noodzakelijk bij verkoop van kloosters, hospitalen, gevangenissen, rusthuizen, internaten, hotels en onderwijsinstellingen. Zij worden immers niet als wooneenheden beschouwd.

Is een keuringsverslag verplicht bij de verkoop van een wooneenheid in mede-eigendom?

Als de wooneenheid deel uitmaakt van een mede-eigendom (zoals bijvoorbeeld het geval is bij appartementen, studio’s, …) is het keuringsverslag enkel verplicht voor privégedeelten.

Voor garages, parkings, bergplaatsen en andere ruimten die deel uitmaken van een wooneenheid maar waarvan de elektrische installatie wordt gevoed via een elektriciteitsmeter op naam van de mede-eigenaars of van de vereniging van mede-eigenaars is een keuringsattest niet noodzakelijk.

Vanwaar komt de datum 1 oktober 1981?

Op 1 oktober 1981 ging het AREI van kracht. Vanaf die dag moest elke nieuwe elektrische installatie onderworpen worden aan een gelijkvormigheidsonderzoek volgens artikel 270 van het AREI. Sinds 1 oktober 1981 kan een nieuwe woning alleen een elektriciteitsaansluiting krijgen na een positief keuringsverslag van een erkende controle-instelling.

Veel oudere woningen moesten dus niet voldoen aan het AREI, waardoor de elektrische installatie vaak sterk verouderd, onaangepast en dus onveilig is. Statistieken wijzen uit dat 15 % van de woningbranden worden veroorzaakt door onaangepaste en overbelaste elektrische installaties en tonen op die manier het belang en de zin van deze nieuwe verplichting aan.

Wie moet de keuring aanvragen bij de verkoop van een pand?

De verkoper moet het keuringsverslag aanvragen.

Wanneer moet het keuringsverslag kunnen worden voorgelegd?

De verkoper moet sinds 1 juli 2008 bij het verlijden van de officiële verkoopsakte een keuringsverslag kunnen voorleggen. Om discussies over mogelijke verborgen gebreken naderhand te vermijden, is het aangewezen om het keuringsverslag al bij de verkoopovereenkomst (het zogenaamde compromis) voor te leggen, maar dat is niet wettelijk verplicht. De datum van het keuringsverslag wordt opgenomen in de authentieke akte.

Indien de verkoper en de koper overeenkomen dat een keuring van de elektrische installatie overbodig en nutteloos is omdat de koper het gebouw nadien afbreekt of de elektrische installatie renoveert, is de verkoper verplicht dat akkoord in de authentieke akte te vermelden. De verkoper moet in de authentieke akte ook vermelden dat de koper de Algemene Directie Energie, Afdeling Infrastructuur schriftelijk op de hoogte moet stellen van de afbraak van het gebouw of van de volledige renovatie van de elektrische installatie.

De Algemene Directie Energie, Afdeling Infrastructuur stuurt de koper een dossiernummer, en de koper moet de Directie een keuringsverslag sturen zodra de nieuwe elektrische installatie in gebruik wordt genomen.

Staat een negatief keuringsverslag een verkoop in de weg?

Neen, het resultaat van het keuringsverslag kan de verkoop niet verhinderen. De verkoper voldoet aan zijn wettelijke verplichting wanneer in de authentieke akte de datum van het keuringsverslag is opgenomen en wanneer wordt vermeld dat het verslag aan de koper is overhandigd.

In het geval van een negatief keuringsverslag is de notaris verplicht de identiteit van de koper en de datum van de akte van verkoop schriftelijk mee te delen aan de erkende controle-instelling die de elektrische installatie heeft gekeurd. De koper moet dan binnen de 18 maanden vanaf de datum van de akte van verkoop een nieuwe keuring laten uitvoeren door een erkende controle-instelling.

Is een keuringsverslag verplicht bij de verhuur van een woning?

Bij de verhuur van een wooneenheid moet geen keuringsverslag worden voorgelegd. Volgens de Vlaamse Wooncode moeten woningen echter voorzien zijn van een voldoende uitgebreide en veilige elektrische installatie voor de verlichting van de woning en het veilig gebruik van elektrische apparaten. Op basis van nota 58 aan de erkende instellingen is de elektrische installatie van een woning veilig wanneer die voldoet aan de voorschriften van artikel 276 van het AREI (dat over verzwaringen van installaties gaat).

Welke schema’s moeten bij de keuring aanwezig zijn?

Bij de keuring van een elektrische installatie die dateert van vóór 1 oktober 1981 moeten een principieel eendraadsschema en een situatieschema in drievoud kunnen worden voorgelegd aan de erkende controle-instelling. Die schema’s moeten maar in tweevoud worden voorgelegd als de eigenaar van de installatie ook de installateur is van die installatie. Een principieel eendraadsschema moet ten minste de volgende elementen omvatten:

  • het adres van de installatie,
  • de nominale spanning van de installatie,
  • de doorsnede van de voedingskabel van het hoofdbord,
  • het type en de doorsnede van de verschillende vertrekken,
  • de automatische differentieelstroomschakelaar(s) met zijn (hun) karakteristieken,
  • de karakteristieken van de beschermingsinrichtingen.

In het situatieschema moet ten minste worden aangegeven waar de stopcontacten, de schakelaars en de verschillende lichtpunten zich bevinden. Het schema moet ook alle vaste gebruikstoestellen omvatten.

Bij de verkoop moeten minstens een principieel eendraadsschema en een situatieschema aanwezig zijn. Zij maken wezenlijk deel uit van de keuring.

Ingeval die documenten niet ter beschikking zijn, zal onze inspecteur een situatieschets en een summiere beschrijving van de verschillende borden opmaken. Die schetsen vervangen de schema's niet die volgens de reglementering moeten worden opgemaakt, en de controle-instelling zal in het controleverslag een inbreuk vermelden.

De bijlagen bij het controleverslag worden ondertekend door de aanvrager en door de inspecteur (deskundige). Indien u als aanvrager afwezig bent op het tijdstip van de controle wordt een kopie van de bestelbon (SO-document) van de controle aan de bijlagen gehecht. Die bijlagen moeten de volgende identificatiegegevens bevatten:

  • De nodige elementen voor de identificatie van de erkende controle-instelling;
  • De identiteit van de inspecteur;
  • De naam, de voornaam en het adres van de eigenaar van de installatie waarvoor de controle wordt aangevraagd;
  • Het adres van de installatie die wordt gecontroleerd, indien dat verschilt van het voorgaande punt.

De bovenvermelde identificatiegegevens moeten één maal op het eerste blad worden vermeld, en alle bijlagen moeten genummerd zijn, met vermelding van de rangorde van het blad en het totaal aantal bladzijden.

Keuring aardgasinstallatie

Moeten de gebruikte toestellen aanwezig zijn?

Ja, alle toestellen moeten geplaatst en aangesloten zijn, zowel op de gasleiding als op de afvoer voor verbrandingsgassen (indien nodig).

Mag Vinçotte de gasteller openen?

Als uw leverancier Infrax is, kan dat. Vraag het uitdrukkelijk op het moment dat u uw afspraak maakt. U moet dan wel al over een contract beschikken met een aardgasleverancier. Vermeld uw EAN-nummer op het moment dat u uw afspraak maakt.

Terug naar boven

Mijn winkelmandje

Sluiten

Nog geen keuringen in winkelmandje